Mijn verkeerde keuzes

Hoofdstuk 9 boek 2 (groeifase)

Toen ik over hoofdstuk 9 nadacht realiseerde ik mij dat ik nu zou beginnen te schrijven over de meest interessante tijd van mijn leven. Ik was inmiddels verhuisd van de Alexanderpolder in Rotterdam naar een mooier en groter appartement  in Ommoord. Privé liep alles op rolletjes en zakelijk, zo wist ik nog niet toen ik verhuisde naar de laatst genoemde woning,  brak zakelijk voor mij een goede en rijke tijd aan, zodat ik alle voorgaande jobs al snel kon vergeten. Ik had veel "vrienden" en wij hielden veel feestjes thuis. Ik was zeer gelukkig met mijn vrouw Annie en mijn dochters Denise en Sabine, hoewel ik niet kon nalaten er wat affaires bij te hebben. Daarbij dacht ik toch wel veel aan hetgeen mijn moeder eens tot mij zei: "Armoede houdt de mensen netjes." Ik besefte dit nog eens te meer toen ik rijker werd en minder netjes. Hier ging het spreekwoord op: "Gelegenheid maakt de dief".

Ik weet dat ik over de komende periode veel ga schrijven en dat dat dus erg veel tijd kost. Hiermede komt hetgeen daarna komt en heel belangrijk voor mij is geweest nog later uit.

Wat is nu mijn grootste dilemma? Wel, dat ik nog niet wereldkundig kan maken waardoor mijn aanvankelijke successen en mooie omstandigheden zijn geëindigd in een periode van zekere armoede en eenzaamheid. De hoofdoorzaken kan ik wel noemen, namelijk de verkeerde keuze van mijn tweede vrouw, maar de vele deeloorzaken kan ik nog niet vermelden omdat eerst eerdere perioden moeten worden omschreven waardoor het duidelijk wordt wat in feite de oorzaak was van de door mij gedane verkeerde keuzes. Mijn volgers zullen dus geduld moeten hebben en zich de tijd moeten gunnen te worstelen door een periode van weliswaar zeer interessante gegevens, maar voor velen toch een periode met taaie kost.  Wat daarna komt is schokkend.

Het moet zo in de laatste zestiger jaren zijn geweest dat ik op één van de vele feestjes bij mijn schoonzuster Elizabeth en mijn zwager Joop was. Er werd zoals altijd zeer veel gedronken en dronkenschap was een onontkoombare status. Op een gegeven moment was de drank op. De buurvrouw van mijn schoonzuster, van een etage lager, zei nog wel wat drank in huis te hebben. Zij, mevrouw Stuyt, vroeg mij of ik even mee wilde gaan om de drank te dragen. Eenmaal in haar woning bood zij zich aan en sedert dien startte een relatie van vele jaren, met een gemiddelde ontmoeting van 4 keer per maand. Hiervoor gebruikten wij voornamelijk Hotel Breda. Meestal op de koopavonden,  omdat zij dan haar afwezigheid thuis kon verklaren. Het heeft niet veel gescheeld of wij hadden onze huwelijken verbroken en waren samen verder gegaan. Op een gegeven moment heeft ons verstand toch gezegevierd.  Wij hadden ieder twee kinderen en zijn uiteindelijk ook voor onze kinderen in onze huwelijken gebleven. Wel gaf dat mij een indicatie dat er iets niet goed zat in mijn huwelijk. Ik had ook thuis wel eens honger, maar ging toch vooral buitenshuis eten, als je begrijpt wat ik bedoel. Wat mij vooral ook stoorde was dat mijn zwager, dus Joop Doderer, regelmatig 's morgens om pak weg 10.00 uur bij mijn vrouw op bezoek ging, terwijl ik voor negenen mijn huis had verlaten. Ik heb dat toevallig ontdekt op momenten dat ik wat later van huis ging. Mijn vrouw heeft nooit geweten dat ik het ontdekt had. Overigens paste het mij niet haar van overspel te betichten, terwijl ik mij veelvuldig daar aan schuldig maakte.

Het was nog net voordat ik Klevenberg verliet dat ik gebeld werd door een "headhunter"' uit Rotterdam met de vraag of ik er voor voelde verkoopleider te worden bij een Limburgse onderneming, deel uitmakend van een groot nog niet genoemd bouwconcern. Hij wilde niet zeggen hoe hij aan mij en bij mij was gekomen, maar zo zei hij: "U zit al een tijdje in onze files." Omdat mij het wel goed uitkwam in tijd,  bevestigde ik dat ik er wel oren naar had, maar dat ik natuurlijk wel meer wilde weten over het bedrijf. Hij zou er mee aan het werk gaan en ik zou er wel meer van horen op korte termijn. Het was in het jaar 1967.

Nog geen week later kreeg ik via de post een uitnodiging om naar Utrecht te komen en mij te vervoegen bij het hoofd van de afdeling personeelszaken van de Verenigde Bedrijven Bredero N.V., de heer Van Dongen. Het kantoor was gevestigd aan de Oude Gracht te Utrecht. Ik moest daar 's morgens om 10.00 uur zijn. Zoals ik toen al had aangewend altijd ergens op tijd te zijn, was ik er klokslag 10. Ik kreeg een ontvangst die ik nog nergens eerder had meegemaakt. Alsof ik de Koning was, met zoveel egards werd ik behandeld.

De heer Van Dongen stelde mij vrijwel geen vragen maar sprak uitgebreid over het ontstaan en groei van VBB. Zo vertelde hij dat Bredero in de oorlog nog maar een klein aannemersbedrijf  was en dat was gebleven tot aan het eind van de oorlog. Zoals zo veel bedrijven kreeg ook Bredero hulp uit het Marshall plan, vanuit de Verenigde Staten van Amerika. Er werd wel een eis aan verbonden  dat de heer Dr. de Vries als algemeen directeur moest worden aangesteld. Typisch was dat de heer De Vries helemaal geen bouwervaring had. Hij was wiskundeleraar op een school. Zijn vrouw was natuurkundelerares, ook op een school. Wel hebben beiden samengewerkt aan de ontwikkeling van de V1, samen met Werner von Braun. Dat de aanstelling van Dr. De Vries een schot in de roos was bleek wel uit het feit dat hij VBB naar grote hoogte heeft gestuwd. In de jaren zestig was VBB één van de grootste bouwconcerns in Nederland. Zij bouwde onder andere het winkelcentrum Hoog Catarijnen in Utrecht. De Verenigde Bedrijven Bredero N.V. bestond naast een groot bouwbedrijf en een projectontwikkelingsbedrijf uit 21 toeleveringsfabrieken aan de bouw, waaronder dakpannenfabrieken, metselbaksteenfabrieken, gipsplatenfabrieken, timmerbedrijven en vele andere fabrieken toegerust op producten voor  de bouw. Zo maakte één van de fabrieken in Stein te Limburg een lichte toeslagstof voor beton, waar ik dan eventueel verkoopleider zou worden, in de plaats van de huidige verkoopleider die met pensioen ging.

Het gesprek verliep op bijzondere vriendschappelijke wijze, terwijl ik niet begreep waarom zij juist mij wilde hebben als verkoopleider,  die tot op dat moment geen enkel benul had van de bouw, laat staan van beton. Toch verliep het gesprek op die wijze dat ik al aangenomen leek.

Hij stelde voor dat ik een medisch- en psychologisch onderzoek zou ondergaan. Met deze mededeling vertrok ik bijna dansend van plezier naar huis, omdat mij ook nog eens een mooi salaris, een auto en goede secundaire arbeidsvoorwaarden in het vooruitzicht waren gesteld.

Voor het medisch onderzoek moest ik na een week weer naar Utrecht gaan om door de eigen bedrijfsarts van Bredero te worden gekeurd. Gelukkig was de uitslag goed. Voor het psychologisch onderzoek moest ik naar Rotterdam. Ook daarvan was de uitslag lovend. Ik was nog één stap verwijderd van een baan bij Bredero, want hoewel ik bij het bedrijf in Limburg zou gaan werken zou ik worden betaald vanuit het hoofdkantoor te Utrecht. In feite zou ik in dienst komen van het hoofdkantoor en worden gedelegeerd aan Hollith B.V. te Stein. Pas later heb ik begrepen waarom men voor deze constructie koos, omdat ik zodoende ook voor de andere bedrijven van Bredero werkzaamheden zou kunnen gaan verrichten. Dat men overigens niet over één nacht eis ging bij mijn aanstelling bleek wel uit het vervolg, een gesprek met de directeur van Hollith B.V., de heer Van Bunningen.

 Ik was uitgenodigd om naar Limburg te komen teneinde een gesprek te hebben met de heer Van Bunningen. Daarvoor had men voor mij een hotelkamer in Sittard geboekt. De dag van aankomst was voor mijzelf en de tweede dag had ik een lang gesprek met hem. Ik moet zeggen dat de heer Van Bunningen was één van de prettigste mensen die ik in mijn leven heb ontmoet. Uitgebreid vertelde hij mij over zijn eigen carrière en over alle *ins en outs" van de fabriek, waarvan ik mij overigens nog geen voorstelling kon maken. Het klikte direct tussen ons en 's middags brachten wij een bezoek aan de fabriek. 

In grote lijnen was het proces als volgt: Men betrok de leisteen die dagelijks met de kolen uit de mijn Maurits bovenkwam. Die leisteen werd op een roterende sinterband gebracht en verhit tot 1200 graden. Zo ontstond een dikke koek van gesinterde leisteen, die aan het eind werd gebroken en gezeefd in kleine korrels in de maten 0=3 cm, 3-11 cm en 11-20 cm. Deze korrels vervingen de kiezels in het beton, waardoor een lichtere betonsoort ontstond, het zogenaamde lichtbeton. Tot zo ver even een grove schets van de fabricage.

Na deze enerverende dag waarbij ik ook kennis maakte met de vertrekkende verkoopleider, de productiechef, de boekhouder en de laborant, reed ik terug naar Rotterdam in de verwachting dat ik wel was aangenomen. Dit bleek zo te zijn. Binnen enkele dagen ontving ik de aanstelling en de mededeling dat ik binnenkort in contact zou worden gebracht met professor Theissing, hoofd van het laboratorium van Bredero en tevens hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft. 

Ik was dus aangenomen en werd verzocht mij op de eerste dag van mijn aanvang te melden op het laboratorium van professor Theissing. Dat was nog een hele toer om er te komen. Eerst met de trein van Rotterdam naar Utrecht. Dan met de bus van Utrecht naar Maarssen. Dan met een pont over het Amsterdam-Rijnkanaal. Nog een korte wandeling naar de betonblokkenfabriek van Bredero, waar ook het laboratorium was gevestigd. Zo, vroeg hij: "Vertel mij eens wat jij weet van beton?." "Zo goed als niets, buiten dat ik weet waar het voor dient", antwoordde ik. "Dat dacht ik al", vervolgde hij. "Ik stel je eerst even voor aan alle medewerkers op het lab. Aan deze mensen kun je alles vragen wat je denkt te moeten weten of wat wij vinden dat je moet weten. Ik stel je een kamer ter beschikking met alle benodigde boeken en je zorgt dan dat je over drie maanden alles weet over beton, doch vooral lichtbeton. Tot over drie maanden, hoewel je mij natuurlijk ook regelmatig mag aanspreken."

Ik deed dat tripje naar het lab niet met mijn eigen auto omdat daar nog geen vergoeding voor was afgesproken. De beloofde auto zou pas komen op het moment dat ik de weg op zou gaan. Ik sprak ook regelmatig met de vertrekkende verkoopleider, die in Utrecht woonde,  over de werkzaamheden die ik zou gaan doen. Het werk bestond uit het bezoeken en onderwijzen/promoten aan bouwbedrijven. architecten en een ieder ander die iets met beton te maken had, in Nederland en België. Ik moest hen onderwijzen in het fenomeen lichtbeton, waar bijna nog niemand iets van wist.

Maar nu eerst even over gewoon beton. Om beton te maken heb je de volgende componenten nodig: cement, kiezels, zand en water. Afhankelijk van de sterkte die het beton moet hebben worden deze componenten aangepast in hoeveelheden en grootte. Het mengsel, dat in betoncentrales, in betonauto's, in bouwputten en op bouwwerken wordt gedraaid heet mortel. De verharde toestand van mortel is beton. Beton heeft ongeveer een volumegewicht van 2400 kg per m3. Vervang je nu de kiezels in de mortel door een lichte toeslagstof in de vorm van geëxpandeerde gesinterde klei- of leisteenkorrels dan vormt zich lichtbeton met een volumegewicht van ongeveer 1.800 kg per m3. Bij sommige samenstellingen met dezelfde sterkte - waarmede zelfs voorgespannen beton kan worden gemaakt - kun je grotere overspanningen maken en lichtere funderingen. Lichtbeton isoleert ook beter de warmte en is waterdichter dan gewone beton.

 Het was dus mijn taak, als enige in Nederland, om de bouwwereld warm te maken voor lichtbeton. Van architecten, opleidingsinstituten, betoncentrales, betonfabrieken, bouwondernemingen tot en met bedrijven of instituten die met de bouw te maken hadden. was mijn doelgroep. Niet alleen voorlichting behoorde tot mijn taak. Ik begeleidde ook vaak betoncentrales in de samenstelling van betonmortel en was regelmatig aanwezig bij de stort. Hoofdtaak was de gehele productie van Hollith aan de man te brengen. Hoe kwam men aan de naam Hollith? Wel, lithos is de Griekse naam voor steen. Lith is dus een afkorting van lithos. En hol betekent hol, dus aldus ontstond holle steen, ofwel hollith.

Professor Theissing vond dat ik de training met verve had doorstaan en rijp was om de praktijk in te gaan. Ik zou verkoop technisch verder worden opgeleid door de heer Vleming (mijn voorganger), die met pensioen ging, en verwachtte nog enkele verkoopopleidingen door het bureau Yntema en het Instituut voor Bedrijfswetenschappen. Waarvoor ik, heel verstandig van Bredero, 2/3 zelf moest investeren, terwijl Bredero 1/3 voor haar rekening nam. Bij slagen zou ik nog 1/3 ontvangen, zodat ik uiteindelijk 1/3 in mijzelf had geinvesteerd. Een methode die ik ook later in mijn eigen bedrijven heb toegepast voor het personeel.

En toen kreeg ik een bericht van de heer Van Dongen, hoofd personeelszaken van de Verenigde Bedrijven Bredero, dat ik mijn auto kon gaan afhalen bij garage Honders in Utrecht. Dit bedrijf leverde alle auto's aan Bredero. Op het moment dat ik de garage binnenstapte besefte ik dat er zich weer een heel gelukzalig moment in mijn leven was gekomen. Laten we eerlijk zijn, in die tijd(1967) was het nog niet gebruikelijk dat iedereen over een auto beschikte en zeker geen nieuwe. Ook ik had tot die tijd in een bescheiden tweedehands auto gereden, die relatief toch een groot percentage van je inkomen opslokte. En nu zou ik gaan rijden in een auto van de zaak, die alle kosten voor haar rekening nam en die ik ook privé onbeperkt zou mogen gebruiken. Naast een veel groter salaris en vele  emolumenten zou ik nu een auto ontvangen die mijn gehele leven zou veranderen. Je moet weten dat ik tot aan het moment dat ik in de garage stond niet wist wat voor auto ik zou krijgen. Gelukkig had ik geen grote verwachtingen gesteld. Daarom was het moment van confrontatie zo geweldig. Ik werd met enig omhaal geleid naar het midden van de garage waar een schitterende nieuwe, blinkende, vierdeurs, witte Opel Rekord stond. Ik was er volledig van onderste boven. Wat was ik gelukkig en tegelijkertijd nam ik mij voor dat als mijn werkgever vanaf het begin zo goed voor mij was,  ik alles in het werk zou stellen mijn  functie zo goed mogelijk uit zou gaan voeren, buiten mijn plicht, ook als dankbaarheid.  Ik herinner mij nu nog het gelukzalige moment van Utrecht naar mijn huis in Rotterdam. Ik moet bekennen dat ik mij  ook al verheugde op de reacties van mijn gezin en die van vrienden en kennissen, die het toen nog net iets slechter hadden dan ik. Ik had dat toch maar bereikt en was daar narcistisch trots op. Dit stond bij mij vast, het was nog niet het einde, ik zou en moest nog meer bereiken.

 Zoals voorgenomen nam ik mijn taak zeer serieus op. Ik zou mijn ex-collega's bij Klevenberg wel eens laten blijken dat hun inschatting over mij volkomen misplaatst was geweest en ik uiteindelijk zou bereiken waartoe zij nimmer in staat zouden zijn,  door gebrek aan enthousiasme, kennis en ervaring. Hoewel ik bij Klevenberg een aardige positie/functie  had waren de te verrichten taken nou bepaald niet van een moeilijkheidsgraad waar je op kon bogen. Ik miste daarom ook de uitdaging om in en met dat bedrijf iets te bereiken. De meeste medewerkers waren van een minder dan gemiddeld kaliber, uitgezonderd De Haas, die later ook directeur werd.  Bij wijze van spreken was het geen team waarmede je naar de olympische spelen zou kunnen gaan, mede door gebrek aan een goede coach.

 Ik ontving  mijn salaris vanuit het hoofdkantoor te Utrecht en was van daaruit gedelegeerd bij Hollith als Verkoopleider. Het heeft mij naast mijn werk enkele weken gekost om alle doelgroepen  die ik moest gaan bezoeken letterlijk in kaart te brengen. Ik gebruikte daarbij een Falk kaart en werkte in zo klein mogelijke cirkels om de rijkosten zo laag mogelijk te houden. Ik plande een week van te voren mijn reis en boekte de hotels waar ik zou overnachten. Zo leerde ik in de komende jaren een groot aantal hotels kennen en natuurlijk restaurants waar ik ging eten. Ik kon dit werk doen zonder ook maar enige inmenging vanuit het concern. Wel moest ik elke  week een rapport indienen en elke middag bellen met de boekhouder van Hollith, de heer Macco. Dit moest, omdat er altijd een vraag van een klant zou kunnen binnen komen die ik zo snel mogelijk moest beantwoorden.

Ik vond het een wereldbaan. Je ontmoette mensen van allerlei pluimage en had iets te vertellen, omdat slechts weinigen op de hoogte waren van wat lichtbeton was, laat staan dat zij wisten wat een lichte toeslagstof voor beton betekende. Zo doende leerde ik al gauw de bouwwereld kennen, waarin ik ook al snel doorhad dat er redelijk veel fraude omging. Maar daarover later. Al gauw werd ik als expert gezien als er lichtbeton moest worden gestort. Ik overlegde met de betoncentrales over de samenstelling en controleerde de mortel bij aflevering en de stort. Verschillende fabrieken in de twee landen gebruikte lichtbeton voor de fabricage van vloerelementen. Die doordat zij lichter waren een grotere overspanning konden halen. Ik bezocht dan ook regelmatig die fabrieken voor het geven van adviezen en natuurlijk voor het houden van gesprekken over de prijs en levering. Ik sta even stil bij dit laatste woord, omdat ik mij vaak erger aan het feit dat in negen van de tien gevallen men in spraak en op papier het woord levertijd gebruikt en niet leveringstijd. Een levering heeft natuurlijk niets te maken met de lever. 

Het is nu zaterdag 10 september 2016 waarin ik wil kijken of ik genoeg inspiratie heb om mijn autobiografie te vervolgen. Om te beginnen vind ik dit een rotdag. Opnieuw zo'n dag dat ik mij erg eenzaam voel hoewel ik niet alleen ben. Ik loop s ‘morgens om 10 uur het hier bijbehorende zorgcentrum binnen waar de mannenploeg koffie drinkt en sluit mij daar bij aan. Als ik dan zie hoe oudere mannen hun leven moeten slijten word ik daar toch wel mistroostig van, hoewel ik er voor hen ben en het zo voel dat ik hen wat vrolijkheid bij breng. Van deze week heb ik Anneke nog gemaild dat ik naar de Piet ging. De plaats waar wij menig maal de dagen hebben doorgebracht. Heerlijk in de zon en aan het water. Ik hoopte dat zij ook zou komen, maar kreeg als enig antwoord: "Veel plezier". En dat terwijl wij toch 10 jaar lief en leed hebben gedeeld in een voor mij gezellige Latrelatie. Wederom geconfronteerd met het feit dat hoewel ik graag een vrouw in mijn omgeving zou willen,  er toch kennelijk niet geschikt voor ben. Dit gaat steeds meer aan mij knagen, merk ik. Ik heb met enkele vrouwen een vriendschappelijke relatie maar meer ook niet. Men moet mij kennelijk niet als semi-echtgenoot.

Terug naar mijn autobiografie. Het feit dat ik zo veel in hotels vertoefde had een bedrijfseconomische reden. Toen ik nog maar enkele weken op reis was, werd ik bij mijn directeur de heer Van Bunningen geroepen. Hij confronteerde mij het feit dat ik benzine aan het stelen was. Dat had zijn boekhouder de heer Macco hem verteld aan de hand van de vele bonnetjes die ik indiende. Natuurlijk stal ik niets. Ik was gewoon erg ijverig en reisde veel. Ik wilde in korte tijd, bijvoorbeeld een jaar, vrijwel iedereen die ook maar op de één of andere manier, volgens mij, kennis moest maken met het bestaan van de lichte toeslagstof voor beton, Hollith (afgeleid van hol en lithos, dat steen betekent), bezoeken. Na mijn uitleg verontschuldigde hij zich voor zijn wantrouwen en adviseerde mij meer gebruik te maken van hotels. Zodoende.

Als ik spreek over de heer Macco komen er vele leuke momenten uit mijn herinnering boven. Gemiddeld één keer per maand was ik op de fabriek in Stein(L). Ik logeerde dan in motel Beek(L), op  het vliegveld. Meestal bleef ik een paar dagen in Limburg. 's Avonds ging ik dan uit met Macco, zoals ik hem al gauw noemde en dit ook nu zal blijven doen. Wij gingen dan naar het "Hemeltje" in Geleen, een drukbezochte bar, alwaar ik al gauw een populair bezoeker werd, vooral voor de eigenaresse van de bar, haar bedrijfsleidster en vele andere vrouwen. Die bedrijfsleidster runde aan de overkant van de straat ook een "Hemeltje', maar hier een restaurant, waar je werkelijk Hemels kon eten. Al gauw kreeg ik wat met haar en dat duurde jaren. Dat wist haar man natuurlijk niet en ook mijn vrouw niet. Hoewel mijn vrouw enigszins achterdochtig werd toen tijdens het carnaval er een "non" regelmatig in mijn kont kneep.

In monogamie heb ik nooit geloofd. Dit is door de kerk opgelegd en was zeker voor mij een tegengestelde,  onnatuurlijke hoedanigheid. Bij mijn regelmatige overnachtingen in motel Beek, viel het mij op dat een knap roodharig werkstertje wel heel toevallig steeds mijn kamer moest schoonmaken als ik aanwezig was in die kamer. Zo gauw als ik met de auto aankwam en voor mijn deur van de motelkamer parkeerde, kwam zij tevoorschijn en flirtte. Zeer waarschijnlijk doordat ik al wat relaties had ging ik niet op haar avances in. Totdat ik vele maanden later dacht dat het misschien niet erg was als ik haar eens wat nader wilde leren kennen. Zo liep ik eens op haar af, terwijl zij net klaar was met haar werk en naar huis op weg was. Ik liep op haar af en liet aan alles merken dat ik haar wel leuk vond en nodigde haar uit om een keer met mij uit te gaan. Haar antwoord was: "Ik vrie al". Kennelijk had ik zoals al zo veel keren daarvoor een verkeerde keuze gemaakt. In ieder geval was het tijdstip kennelijk niet gunstig gekozen. Enkele maanden later, terwijl er toch wederzijds geflirt werd, stond zij mij uitdagend met een vriendin op te wachten. Kennelijk had zij van de receptie vernomen dat ik weer kwam. Duidelijk was de bedoeling dat ik beiden mee naar mijn kamer zou nemen. Ik was echter door een zakelijk tegenslag die dag in een rotstemming en wees de invitatie af.  Ongetwijfeld weer een verkeerde keuze gemaakt. Tot op de dag van vandaag heb ik nog spijt.

Ik had wel iets met Limburg. Op een avond was ik aan het wandelen in Maastricht met de bedoeling naar de bioscoop te gaan. Ik werd op de hoek van een straat aangehouden door een schattig meisje, die mij huilend aanspraak met de mededeling,  mag ik u iets vragen? U lijkt mij wel een nette betrouwbare man. Ik ben zoeven door mijn vriend de straat opgejaagd met de mededeling dat ik weer kan thuiskomen als dat is met een man. De bedoeling is dan dat wij seks hebben en dat hij toekijkt. Ik houd erg veel van hem en kan zijn vraag niet weerstaan. Heeft u tijd en wilt u mij helpen. Ik moest daar even over na denken en in die denktijd waarschuwde ik mijzelf dat de vraag weliswaar  niet zo onduidelijk was, maar ik verkeerde natuurlijk in het ongewisse waarin ik terecht zou komen. Om aan die onzekerheid een einde te maken stelde ik voor, niet naar haar adres te gaan maar naar mijn motelkamer. Hiervoor moest zij natuurlijk terug naar haar vriend om mijn voorstel over te brengen. Ik wachtte die avond tevergeefs op mijn motelkamer. Had ik dan weer een verkeurde keuze gemaaktIk stel mij nog wel eens voor hoe het zou zijn geweest als zij wel waren gekomen. Nooit in mijn leven heb ik seks gehad terwijl een ander of anderen toekeken. Ik bedoel maar!

Ik vertelde al dat ik iets met Limburg had en terug kijk op avonturen die ik aldaar beleefd heb. Zo zat ik een keer de eten aan een eetbar van een lunchroom. Het was er stil en ik kwam al gauw in gesprek met de vrouwelijke bediende, die het ook niet druk had. We hadden een leuk gesprek en ik vond haar leuk. Zij vond mij kennelijk ook leuk, want toen ik vroeg tot hoe laat zij moest werken, antwoordde zij; "Hoezo? Ben je van plan op mij te wachten?' "Als je het goed vindt",  antwoordde ik en vervolgde: "Dan kunnen we ergens wat gaan gebruiken", zei ik. "Ik stel voor bij mij thuis", ging zij verder. En zo kwam het dat ik enkele uren later in haar appartement vertoefde. Toen werd mij ook duidelijk waarom zij zo gemakkelijk iemand mee naar huis nam, die zij tenslotte niet kende. Zij woonde samen met een vriendin. Het werd een heel gezellige nacht en het is erg laat geworden, ondanks het feit dat zij beiden Jehova Getuigen waren. Ditmaal een niet verkeerde keuze. Het is wel bij deze ene keer gebleven.

 

 Vervolg onder constructie.

 

 

 

 

 

 

 

29. okt, 2020