Mijn verkeerde keuze

Hoofdstuk 7 boek 1 (pioniersfase)

 Om goed te weten wie je zelf bent is het goed om wat meer van je vader te weten. Tenslotte leverde hij 50% van je DNA.  

Mijn vader (Eduard de Smit, geboren 29 maart 1905 te Middelburg), die opgroeide als een normale weliswaar baldadige, driftige vechtlustige jongen, die het liefst met zijn tinnen soldaatjes speelde, had reeds op jonge leeftijd,  en naar zijn zeggen toen hij tien jaar was, besloten om te gaan varen. Dit tot groot verdriet van zijn moeder (Adriana Midavaine, geboren 26 augustus 1881 te Serooskerke), mijn grootmoeder dus, die met lede ogen moest inzien  dat hij het meende en zij er dus rekening mee moest houden dat hij te zijner tijd vele jaren niet thuis zou zijn. Want dat was het lot van een zeeman in die tijd op de koopvaardij. Natuurlijk vond zij het niet alleen verdrietig te moeten ervaren dat hij veel van huis zou zijn, maar zij had ook angst haar lievelingskind, haar oudste kind en enige zoon te kunnen verliezen. Immers in die tijd vergingen er nog veel schepen en verdronken er dus ook veel zeelui.

 Mijn  vader plande zelfstandig al jong de scholen die hij zou willen doorlopen. Hij begon op de ambachtsschool, tegelijkertijd volgde hij nog allerlei avondscholen, met name voor het vak tekenen, en kwam uiteindelijk terecht op de machinistenschool te Vlissingen. Van de schoolrapporten, die er uit die tijd zijn en aan de werkstukken die hij heeft gemaakt, maar zeker ook uit de verhalen die ik  heb vernomen van mijn grootouders en mijn vaders zusters, bleek, dat hij uiterst begaafd en ijverig was. Hij studeerde af in zijn twintigste jaar en vertrok al snel naar zee als leerling machinist. Zijn begaafdheid manifesteerde zich uiterlijk door zijn ongewoon mooie handschrift, dat hij in verschillende stijlen kon uitvoeren. Dit zou zijn carrière later nog positief beïnvloeden. Mijn vader maakte snel promotie en voer als tweede machinist op grote koopvaardijschepen zoals de Volendam en de Statendam van de Holland Amerika Lijn en menig schip van de V.N.S. Beide maatschappijen waren in Rotterdam gevestigd. Het is mede daardoor dat hij mijn moeder in Rotterdam in 1934 heeft leren kennen.

 Mijn moeder was helaas niet de enige vriendin die hij had. Hij had er soms wel drie, in verschillende plaatsen. Het schijnt dat hij het daar erg druk mee heeft gehad. Hij was een echte “bon vivant”. Waarschijnlijk mede door zijn uniform, maar toch ook door zijn voorkomen en persoonlijkheid liepen er vele vrouwen achter hem aan. Een bankiersdochter uit Middelburg heeft zelfs getracht zelfmoord te plegen in het kanaal door Walcheren, omdat zij er achter kwam dat hij ook andere vriendinnen had.

 Tijdens de vaart heeft hij vele landen aangedaan in het Verre Oosten, Afrika, Zuid- en Noord-Amerika en Canada. Hij was een echte zeeman, die pas genoot als hij in de tijd dat hij geen wacht moest lopen en niet – zoals hij de machinekamer noemde – in de vetloods behoefde te zijn, op de brug kon staan als de golven huizenhoog over het schip sloegen. Hoe wilder de storm hoe meer hij genoot. Angst heeft hij  nooit gekend, hetgeen ook wel is gebleken tijdens de tweede wereldoorlog. Het kan zijn dat hij mede geen angst had omdat hij zo’n geweldige zwemmer was. In zijn jeugdjaren woonde hij aan het kanaal in Middelburg, aan de meelfabriek, alwaar mijn grootvader conciërge en stoker was. Wekelijks voer de zogenaamde Middelburgse boot van Middelburg naar Rotterdam en terug. Als dat schip dan door het kanaal voer was het voor mijn vader en zijn kornuiten een sport om van een dukdalf te duiken en onder de boot door te zwemmen. 

 Een spreekwoordelijke andere bijzondere eigenschap van mijn  vader, reeds jong, was zijn zuinigheid. Elke stuiver en elke cent werd door hem in een potje gedaan om bijvoorbeeld zijn zusjes en ouders met Sint Nicolaas of met de Kerst cadeautjes te kunnen geven. Nimmer dacht hij aan zichzelf. In feite leefde hij altijd zeer sober. Wat hij had deelde hij graag met anderen. Het was een echt gezelschapsmens. Hij verdiende op de vaart goed en was geen drinker. Daarom hield hij altijd geld over waarvan hij meestal cadeaus kocht voor de familieleden.

  Ook een mooi verhaal vond ik dat aan boord een stoker werkte, die als het schip, waar ook ter wereld een haven binnenliep hij zich als heer kleedde en opgewacht werd door de mooiste vrouwen. Vaak, toen al, in auto’s, maar vooral toch met rijtuigen. Deze stoker bleek ook een verdienstelijk bokser te zijn geweest die in het buitenland nog al wat geld verdiende met prijsboksen.

Het moet voor mijn vader een enorme klap zijn geweest dat de meeste schepen tijdens de crisisjaren opgelegd werden en hij zodoende brodeloos werd. Overigens niet alleen het verlies aan inkomsten was voor hem erg, maar hem kennende,  ook het verlies aan status als koopvaardijofficier – hij was een geboren leider - en in het bijzonder het niet meer kunnen uitoefenen van een vak dat hij zo liefhad. Hij heeft het vooral de Duitsers kwalijk genomen dat die hem uiteindelijk zijn vak definitief hebben ontnomen. Ja, hij kon wel gaan varen, maar dan voor de Duitsers en dat verdomde hij, zo zei hij altijd. De eerste wereldoorlog lag hem nog helder in het geheugen. Tijdens die oorlog kon je zelfs in Middelburg de kanonnen in België horen donderen. Over de arme vluchtelingen uit dat land kon hij nooit uitgesproken raken. Hij heeft de Duitsers altijd vervloekt en waarschuwde reeds vroeg in de jaren dertig voor een komende wereldoorlog, hetgeen kennelijk nog niet veel mensen wilden geloven. Helaas voor de wereld kreeg hij daarin zijn gelijk.

 Nooit is het mij  te horen gekomen wat hij tijdens zijn vele reizen in het buitenland eventueel voor ondeugends heeft uitgehaald. Ik kan gezien zijn escapades in Nederland er slechts naar gissen. Wat ik wel altijd een prachtig verhaal heb gevonden is dat hij anderhalf jaar lang met dezelfde partij hout over de wereldzeeën heeft gezworen. Het kwam voor dat bij het binnenlopen van een haven de partij al weer was doorverkocht aan een andere partij in een ander werelddeel. 

 Ik  kijk naar de foto waarop mijn vader trots en uitermate goed gekleed  zit tussen zijn schoolmaten.  Op de achtergrond drie leraren met snor. Opmerkelijk dat geen van de maten een snor draagt. Op de voorgrond staat een schoolboord met ontegenzeglijk zijn handschrift. Hieruit bleek wel dat mijn vader al heel gauw in zijn leven tot leidinggeven geroepen werd.

 Een machinist wordt tegenwoordig werktuigkundige genoemd. Een Machinist of Werktuigkundige behoort tot de hoofdofficieren aan boord van een schip. Vol trots vertelde mijn  vader dat in die tijd een 1e Machinist hetzelfde verdiende als de Kapitein. Op grote schepen had je een leerling Machinist, een 3e, een 2e en een 1e Machinist. Verder in die tijd stokers en dan hebben we het natuurlijk over de stoomschepen. 

 Direct na zijn studie moest hij in Militaire dienst om zijn dienstplicht te vervullen. Helaas had mijn vader geen broers waardoor hij niet uitgeloot kon worden. Zoals in die jaren twintig dertig wel gebruikelijk was. Hoewel hij het niet zo erg vond om in dienst te moeten, want hij was een geboren leider en kon hier zijn ei kwijt.  

 Hoewel in zijn laatste vaartijd, Rotterdam de thuishaven was van de rederijen waarvoor hij voer, te weten de Verenigde Nederlandse Stoombootmaatschappij  en de Holland Amerika Lijn, gebeurde het vaak dat hij in Antwerpen aanlegde. Zijn vriendin Johanna – mijn moeder dus - ging dan naar het schip en verbleef er dan tijdelijk, zo lang het schip in de haven lag. Dit voorrecht om partners aan boord te kunnen laten slapen was er uitsluitend voor de officieren. Het zou kunnen zijn dat ik aldaar in 1936 ben verwekt. Mijn moeder en vader  trouwden in november 1936 en ik werd op 11 februari 1937 te Middelburg geboren.

 Mijn moeder heeft mij later nog eens in vertrouwen verteld – en ik heb er pas later bij stilgestaan waarom zij dat vertelde -  dat zij in die tijd, dat zij met mijn vader ging, ook bevriend was met de bekende zanger Bob Scholte, die later in de oorlog, hoewel Jood, vooral voor de Duitsers optrad en daarom na de oorlog zijn heil moest zoeken in België, omdat hij in Holland geen voet meer aan de grond kreeg. Hoe diep die vriendschap tussen hem en mijn moeder is geweest ben ik nooit te weten gekomen. Eigenaardig is wel dat ik tot aan mijn ongeveer twaalfde jaar bleef volhouden artiest en wel zanger te willen worden. Dat gevoel zat heel diep. Ik beschikte ook over een goede stem, maar bracht het niet verder dan wat gezang voor de poes, als vader en moeder niet thuis waren. Wat dat betreft hebben enkele van mijn latere vrienden meer lef gehad en werden wel artiest. Een carrière als zanger zat er voor mij niet in door mijn faalangst, die ik pas veel later heb overwonnen. Ik was introvert, schuchter, verlegen en leed aan een zeker minderwaardigheidscomplex, waar ik toch mijn gehele leven aan moest blijven werken. Toch bleef ik altijd dagdromen. Dan droomde ik in een volle zaal te zitten om ineens, tot ieders verbazing, op te staan, naar het orkest te lopen, de microfoon te pakken om  een prachtig lied ten gehore te brengen. Terwijl niemand daarvoor had geweten dat ik zingen kon. Zo’n zelfde dagdroom heb ik ook wel eens met als instrument de piano, ha, ha, terwijl ik helemaal geen piano kan spelen. Ik heb er wel eens aan gedacht stiekem lessen te nemen en dan een ieder op zekere avond te verrassen met een concert en zo een droom uit te laten komen. Dit alles denk ik om constante behoefte naar erkenning.

 Je ouders kun  je niet kiezen. Het blijft toch altijd interessant om te weten te komen waar de genen van je ouders en de oergenen vandaan komen. Wellicht komt het nog eens zo ver dat er een wereldwijde  databank komt met de DNA´s van alle bewoners op deze aardkloot. Daardoor zou genealogie in een geheel ander daglicht komen te staan. Stamgegevens zouden gemakkelijker te achterhalen zijn. Hoewel veel kinderen dan wellicht zouden ontdekken dat van wie ze dachten een kind te zijn, ineens niet waar blijkt te zijn en ze  massaal op zoek moeten gaan naar de biologische vaders, omdat,  of het je moeder is, is meestal wel duidelijk. Wat dat betreft lopen er ontzettend veel vrouwen rond met schuldgevoelens en vraagtekens omtrent de verwekker van hun kind of kinderen. Daarom ook is het triest te moeten waarnemen dat zij die met grote ijver en nauwgezetheid werken aan hun stamboom, nimmer de zekerheid hebben of het de juiste is. Als, zoals is onderzocht 40% van de gehuwde vrouwen naast hun man ook andere seksuele contacten hebben of hebben gehad, lopen er behoorlijk veel kinderen rond met een andere biologische vader dan degene die thuis woont. 

 In ieder geval is het leerzaam om te weten waar ik vandaan kom, dat wil zeggen; hoe mijn stamboom er uit ziet. Ik zou overigens liever de naam van mijn moeder gehad hebben dan die van mijn vader, immers Van Zandvoord klinkt toch wel veel chiquer dan De Smit. En nog mooier zou zijn De Smit van Zandvoord, waardoor een naam ineens iets adellijks over zich krijgt. Eens zal ik proberen – niet uit narcisme maar uit eerbetoon aan mijn moeder – de namen aan elkaar te voegen. Er wordt gezegd dat het lidwoord de voor de naam en het voorzetsel van voor de naam,  wijst op adellijke afkomst. Zouden mijn voorouders ridders zijn geweest of misschien zelfs van Koninklijke bloede? Iets aristocratisch heb ik wel over me, is mij wel eens gezegd. Een vriend noemde mij een ‘Grand Seigneur’, en een andere ´vriend´ noemde mij een ‘Big Spender’’, maar  dat was dan wel na mijn ongeveer vijftiende levensjaar, in het eerste geval, en na mijn vijftigste jaar, in het tweede geval. 

Direct na het behalen van mijn diploma Middelbare school ging ik op verzoek werken bij het Gemeentelijk Energie Bedrijf op de afdeling Statistiek en Boekerij. Na een jaar had ik het wel gezien. Ik ergerde mij enorm aan het naar boven likken en het trappen naar beneden van de ambtenaren. Ik beschreef reeds elders wat ik in dat jaar zoal heb gedaan en wat mij in gunstige zin is

 Sfeer in die oorlogstijd van mijn derde tot en met mijn achtste levensjaar was natuurlijk niet de prettigste. Nog voel ik de angst die ik had voor overvliegende vliegtuigen die bommen uitgooiden.

 Omdat de duitsers mijn lagere school hadden gevorderd ben ik niet veel op school geweest, waardoor ik op achterstand kwam die ik na de oorlog moest inhalen. Menig keer moest ik onderweg van of naar school schuilen voor die bommenwerpers. 

Zowel thuis als buiten hadden wij geen speelgoed. Een voetbal bestond uit een prop papier met een touw erom. Urenlang kon ik achter een hoepel lopen. Bok stavast, bok springen, schuilee, puttenloop, waren veel van toegepaste spelen.

Na de oorlog was voetbal het meest toegepaste spel/sport. Aanvankelijk met een tennisbal, later met een echte lederen bal. Zwemmen deed ik ook veel en vooral ook wandelen. Urenlang kon ik lopen en genoot ik van wat ik om me heen zag.

Het heeft enkele jaren na de oorlog gekost voordat ik een step kreeg en zodoende mijn horizon kon verleggen. Daarna kwam een fiets, die wij eerst huurden en pas veel later van  mijn ouders kreeg. Natuurlijk geen nieuwe, maar een tweede hands die mijn vader in delen bij elkaar sprokkelde.

School was voor mij een zegen. Ik was erg leergierig. Toen ik na mijn middelbare schooltijd in het bedrijfsleven kwam en verkering kreeg met Hannie, ging er een wereld voor mijn open. Hannie en haar ouders bezorgde mij een waardevol en liefdevol leven. De laatste drie jaren van mijn pioniersfase zijn ongetwijfeld mijn gelukkigste geweest. Ik was in die tijd elk weekend bij Hannie en haar ouders. Wij ondernamen veel, waarbij veel gereist werd. Ik heb in die tijd geleerd dat je veel kunt bereiken als je je maar op de toekomst voorbereidt. Nog altijd heb ik spijt mijn verkering met Hannie te hebben uitgemaakt. 

In die tijd na de oorlog heb ik veel aan sport kunnen doen, waaronder athletiek, tennis, voetbal, zwemmen etc.

 Hoogtepunten in deze levensfase:

 

  1.       Het herstel van mijn moeder tijdens mijn twaalfjarige     leeftijd.
  2.       De bevrijding.
  3.       Mijn eindexamen middelbare school.
  4.       De verkering met Hannie.
  5.       Samen op vakantie per trein met Hannie naar Catolica in Italië.
  6.       Mijn diensttijd in Ede en Scheveningen.
  7.       Mijn eerste auto, een Volkswagen Kever.

Dieptepunten in deze levensfase:

 

  1.       Het bombardement op Rotterdam. (1940)
  2.       Mijn kaakoperatie in Utrecht in 1943.avon
  3.       De hongerwinter van 1944.

Over de eerste acht tot tien jaar kan ik weinig goeds vertellen. Ik herinner mij de armoede, de honger en de angst uit die jaren.  De bevrijding kwam voor mij nog net op tijd. Geleidelijk aan en vaak te langzaam traden er verbeteringen op in het economische leven. We kregen het steeds beter. In de straat vertoonden zich allerlei opstartende ondernemers, zoals: een glazenier; een groenteboer; een schildersbedrijf; een tassenfabriek; een hoedenmodist; een waterstoker/kruidenier; een tandtechniker; een loodgieter; garage/taxibedrijf; een schoenmaker; een timmerman; een aannemer; een broodbakker; een musicus; een fotograaf. Hiervoor werden de kelders onder de woningen benut,

 Vanaf mijn tiende jaar tot aan mijn zeventiende bestond mijn weekinvulling uit de volgende activiteiten: school; huiswerk; zwemmen op woensdagavond; voetbal in de straat, op het land van Hoboken en zaterdag op de velden van Feyenoord; bioscoopbezoek op zondag  en alle andere toen bestaande straatspelen. De fiets was het veel gebruikte  vervoermiddel.

Vanaf mijn zeventiende jaar verandere mijn leven ingrijpend. Ik begon het stappen leuk te vinden. Met een klasgenoot Herman Burk ging ik op zondagmorgen fietsen. Zaterdags ging ik met een andere klasgenoot Piet van de Berg, stappen. Dit stappen hield in een bezoek aan restaurant Gastronoom, waar we voornamelijk naar toe gngen om naar het orkest van Jacky Bulterman te luisteren. 

 

Hoofdstuk 7 boek 1 (pioniersfase)

 

 Om goed te weten wie je zelf bent is het goed om wat meer van je vader te weten. Tenslotte leverde hij 50% van je DNA.  

Mijn vader (Eduard de Smit, geboren 29 maart 1905 te Middelburg), die opgroeide als een normale weliswaar baldadige, driftige vechtlustige jongen, die het liefst met zijn tinnen soldaatjes speelde, had reeds op jonge leeftijd,  en naar zijn zeggen toen hij tien jaar was, besloten om te gaan varen. Dit tot groot verdriet van zijn moeder (Adriana Midavaine, geboren 26 augustus 1881 te Serooskerke), mijn grootmoeder dus, die met lede ogen moest inzien  dat hij het meende en zij er dus rekening mee moest houden dat hij te zijner tijd vele jaren niet thuis zou zijn. Want dat was het lot van een zeeman in die tijd op de koopvaardij. Natuurlijk vond zij het niet alleen verdrietig te moeten ervaren dat hij veel van huis zou zijn, maar zij had ook angst haar lievelingskind, haar oudste kind en enige zoon te kunnen verliezen. Immers in die tijd vergingen er nog veel schepen en verdronken er dus ook veel zeelui.

 Mijn  vader plande zelfstandig al jong de scholen die hij zou willen doorlopen. Hij begon op de ambachtsschool, tegelijkertijd volgde hij nog allerlei avondscholen, met name voor het vak tekenen, en kwam uiteindelijk terecht op de machinistenschool te Vlissingen. Van de schoolrapporten, die er uit die tijd zijn en aan de werkstukken die hij heeft gemaakt, maar zeker ook uit de verhalen die ik  heb vernomen van mijn grootouders en mijn vaders zusters, bleek, dat hij uiterst begaafd en ijverig was. Hij studeerde af in zijn twintigste jaar en vertrok al snel naar zee als leerling machinist. Zijn begaafdheid manifesteerde zich uiterlijk door zijn ongewoon mooie handschrift, dat hij in verschillende stijlen kon uitvoeren. Dit zou zijn carrière later nog positief beïnvloeden. Mijn vader maakte snel promotie en voer als tweede machinist op grote koopvaardijschepen zoals de Volendam en de Statendam van de Holland Amerika Lijn en menig schip van de V.N.S. Beide maatschappijen waren in Rotterdam gevestigd. Het is mede daardoor dat hij mijn moeder in Rotterdam in 1934 heeft leren kennen.

 Mijn moeder was helaas niet de enige vriendin die hij had. Hij had er soms wel drie, in verschillende plaatsen. Het schijnt dat hij het daar erg druk mee heeft gehad. Hij was een echte “bon vivant”. Waarschijnlijk mede door zijn uniform, maar toch ook door zijn voorkomen en persoonlijkheid liepen er vele vrouwen achter hem aan. Een bankiersdochter uit Middelburg heeft zelfs getracht zelfmoord te plegen in het kanaal door Walcheren, omdat zij er achter kwam dat hij ook andere vriendinnen had.

 Tijdens de vaart heeft hij vele landen aangedaan in het Verre Oosten, Afrika, Zuid- en Noord-Amerika en Canada. Hij was een echte zeeman, die pas genoot als hij in de tijd dat hij geen wacht moest lopen en niet – zoals hij de machinekamer noemde – in de vetloods behoefde te zijn, op de brug kon staan als de golven huizenhoog over het schip sloegen. Hoe wilder de storm hoe meer hij genoot. Angst heeft hij  nooit gekend, hetgeen ook wel is gebleken tijdens de tweede wereldoorlog. Het kan zijn dat hij mede geen angst had omdat hij zo’n geweldige zwemmer was. In zijn jeugdjaren woonde hij aan het kanaal in Middelburg, aan de meelfabriek, alwaar mijn grootvader conciërge en stoker was. Wekelijks voer de zogenaamde Middelburgse boot van Middelburg naar Rotterdam en terug. Als dat schip dan door het kanaal voer was het voor mijn vader en zijn kornuiten een sport om van een dukdalf te duiken en onder de boot door te zwemmen. 

 Een spreekwoordelijke andere bijzondere eigenschap van mijn  vader, reeds jong, was zijn zuinigheid. Elke stuiver en elke cent werd door hem in een potje gedaan om bijvoorbeeld zijn zusjes en ouders met Sint Nicolaas of met de Kerst cadeautjes te kunnen geven. Nimmer dacht hij aan zichzelf. In feite leefde hij altijd zeer sober. Wat hij had deelde hij graag met anderen. Het was een echt gezelschapsmens. Hij verdiende op de vaart goed en was geen drinker. Daarom hield hij altijd geld over waarvan hij meestal cadeaus kocht voor de familieleden.

  Ook een mooi verhaal vond ik dat aan boord een stoker werkte, die als het schip, waar ook ter wereld een haven binnenliep hij zich als heer kleedde en opgewacht werd door de mooiste vrouwen. Vaak, toen al, in auto’s, maar vooral toch met rijtuigen. Deze stoker bleek ook een verdienstelijk bokser te zijn geweest die in het buitenland nog al wat geld verdiende met prijsboksen.

Het moet voor mijn vader een enorme klap zijn geweest dat de meeste schepen tijdens de crisisjaren opgelegd werden en hij zodoende brodeloos werd. Overigens niet alleen het verlies aan inkomsten was voor hem erg, maar hem kennende,  ook het verlies aan status als koopvaardijofficier – hij was een geboren leider - en in het bijzonder het niet meer kunnen uitoefenen van een vak dat hij zo liefhad. Hij heeft het vooral de Duitsers kwalijk genomen dat die hem uiteindelijk zijn vak definitief hebben ontnomen. Ja, hij kon wel gaan varen, maar dan voor de Duitsers en dat verdomde hij, zo zei hij altijd. De eerste wereldoorlog lag hem nog helder in het geheugen. Tijdens die oorlog kon je zelfs in Middelburg de kanonnen in België horen donderen. Over de arme vluchtelingen uit dat land kon hij nooit uitgesproken raken. Hij heeft de Duitsers altijd vervloekt en waarschuwde reeds vroeg in de jaren dertig voor een komende wereldoorlog, hetgeen kennelijk nog niet veel mensen wilden geloven. Helaas voor de wereld kreeg hij daarin zijn gelijk.

 Nooit is het mij  te horen gekomen wat hij tijdens zijn vele reizen in het buitenland eventueel voor ondeugends heeft uitgehaald. Ik kan gezien zijn escapades in Nederland er slechts naar gissen. Wat ik wel altijd een prachtig verhaal heb gevonden is dat hij anderhalf jaar lang met dezelfde partij hout over de wereldzeeën heeft gezworen. Het kwam voor dat bij het binnenlopen van een haven de partij al weer was doorverkocht aan een andere partij in een ander werelddeel. 

 Ik  kijk naar de foto waarop mijn vader trots en uitermate goed gekleed  zit tussen zijn schoolmaten.  Op de achtergrond drie leraren met snor. Opmerkelijk dat geen van de maten een snor draagt. Op de voorgrond staat een schoolboord met ontegenzeglijk zijn handschrift. Hieruit bleek wel dat mijn vader al heel gauw in zijn leven tot leidinggeven geroepen werd.

 Een machinist wordt tegenwoordig werktuigkundige genoemd. Een Machinist of Werktuigkundige behoort tot de hoofdofficieren aan boord van een schip. Vol trots vertelde mijn  vader dat in die tijd een 1e Machinist hetzelfde verdiende als de Kapitein. Op grote schepen had je een leerling Machinist, een 3e, een 2e en een 1e Machinist. Verder in die tijd stokers en dan hebben we het natuurlijk over de stoomschepen. 

 Direct na zijn studie moest hij in Militaire dienst om zijn dienstplicht te vervullen. Helaas had mijn vader geen broers waardoor hij niet uitgeloot kon worden. Zoals in die jaren twintig dertig wel gebruikelijk was. Hoewel hij het niet zo erg vond om in dienst te moeten, want hij was een geboren leider en kon hier zijn ei kwijt.  

 Hoewel in zijn laatste vaartijd, Rotterdam de thuishaven was van de rederijen waarvoor hij voer, te weten de Verenigde Nederlandse Stoombootmaatschappij  en de Holland Amerika Lijn, gebeurde het vaak dat hij in Antwerpen aanlegde. Zijn vriendin Johanna – mijn moeder dus - ging dan naar het schip en verbleef er dan tijdelijk, zo lang het schip in de haven lag. Dit voorrecht om partners aan boord te kunnen laten slapen was er uitsluitend voor de officieren. Het zou kunnen zijn dat ik aldaar in 1936 ben verwekt. Mijn moeder en vader  trouwden in november 1936 en ik werd op 11 februari 1937 te Middelburg geboren.

 Mijn moeder heeft mij later nog eens in vertrouwen verteld – en ik heb er pas later bij stilgestaan waarom zij dat vertelde -  dat zij in die tijd, dat zij met mijn vader ging, ook bevriend was met de bekende zanger Bob Scholte, die later in de oorlog, hoewel Jood, vooral voor de Duitsers optrad en daarom na de oorlog zijn heil moest zoeken in België, omdat hij in Holland geen voet meer aan de grond kreeg. Hoe diep die vriendschap tussen hem en mijn moeder is geweest ben ik nooit te weten gekomen. Eigenaardig is wel dat ik tot aan mijn ongeveer twaalfde jaar bleef volhouden artiest en wel zanger te willen worden. Dat gevoel zat heel diep. Ik beschikte ook over een goede stem, maar bracht het niet verder dan wat gezang voor de poes, als vader en moeder niet thuis waren. Wat dat betreft hebben enkele van mijn latere vrienden meer lef gehad en werden wel artiest. Een carrière als zanger zat er voor mij niet in door mijn faalangst, die ik pas veel later heb overwonnen. Ik was introvert, schuchter, verlegen en leed aan een zeker minderwaardigheidscomplex, waar ik toch mijn gehele leven aan moest blijven werken. Toch bleef ik altijd dagdromen. Dan droomde ik in een volle zaal te zitten om ineens, tot ieders verbazing, op te staan, naar het orkest te lopen, de microfoon te pakken om  een prachtig lied ten gehore te brengen. Terwijl niemand daarvoor had geweten dat ik zingen kon. Zo’n zelfde dagdroom heb ik ook wel eens met als instrument de piano, ha, ha, terwijl ik helemaal geen piano kan spelen. Ik heb er wel eens aan gedacht stiekem lessen te nemen en dan een ieder op zekere avond te verrassen met een concert en zo een droom uit te laten komen. Dit alles denk ik om constante behoefte naar erkenning.

 Je ouders kun  je niet kiezen. Het blijft toch altijd interessant om te weten te komen waar de genen van je ouders en de oergenen vandaan komen. Wellicht komt het nog eens zo ver dat er een wereldwijde  databank komt met de DNA´s van alle bewoners op deze aardkloot. Daardoor zou genealogie in een geheel ander daglicht komen te staan. Stamgegevens zouden gemakkelijker te achterhalen zijn. Hoewel veel kinderen dan wellicht zouden ontdekken dat van wie ze dachten een kind te zijn, ineens niet waar blijkt te zijn en ze  massaal op zoek moeten gaan naar de biologische vaders, omdat,  of het je moeder is, is meestal wel duidelijk. Wat dat betreft lopen er ontzettend veel vrouwen rond met schuldgevoelens en vraagtekens omtrent de verwekker van hun kind of kinderen. Daarom ook is het triest te moeten waarnemen dat zij die met grote ijver en nauwgezetheid werken aan hun stamboom, nimmer de zekerheid hebben of het de juiste is. Als, zoals is onderzocht 40% van de gehuwde vrouwen naast hun man ook andere seksuele contacten hebben of hebben gehad, lopen er behoorlijk veel kinderen rond met een andere biologische vader dan degene die thuis woont. 

 In ieder geval is het leerzaam om te weten waar ik vandaan kom, dat wil zeggen; hoe mijn stamboom er uit ziet. Ik zou overigens liever de naam van mijn moeder gehad hebben dan die van mijn vader, immers Van Zandvoord klinkt toch wel veel chiquer dan De Smit. En nog mooier zou zijn De Smit van Zandvoord, waardoor een naam ineens iets adellijks over zich krijgt. Eens zal ik proberen – niet uit narcisme maar uit eerbetoon aan mijn moeder – de namen aan elkaar te voegen. Er wordt gezegd dat het lidwoord de voor de naam en het voorzetsel van voor de naam,  wijst op adellijke afkomst. Zouden mijn voorouders ridders zijn geweest of misschien zelfs van Koninklijke bloede? Iets aristocratisch heb ik wel over me, is mij wel eens gezegd. Een vriend noemde mij een ‘Grand Seigneur’, en een andere ´vriend´ noemde mij een ‘Big Spender’’, maar  dat was dan wel na mijn ongeveer vijftiende levensjaar, in het eerste geval, en na mijn vijftigste jaar, in het tweede geval. 

Direct na het behalen van mijn diploma Middelbare school ging ik op verzoek werken bij het Gemeentelijk Energie Bedrijf op de afdeling Statistiek en Boekerij. Na een jaar had ik het wel gezien. Ik ergerde mij enorm aan het naar boven likken en het trappen naar beneden van de ambtenaren. Ik beschreef reeds elders wat ik in dat jaar zoal heb gedaan en wat mij in gunstige zin is

 Sfeer in die oorlogstijd van mijn derde tot en met mijn achtste levensjaar was natuurlijk niet de prettigste. Nog voel ik de angst die ik had voor overvliegende vliegtuigen die bommen uitgooiden.

 Omdat de duitsers mijn lagere school hadden gevorderd ben ik niet veel op school geweest, waardoor ik op achterstand kwam die ik na de oorlog moest inhalen. Menig keer moest ik onderweg van of naar school schuilen voor die bommenwerpers. 

Zowel thuis als buiten hadden wij geen speelgoed. Een voetbal bestond uit een prop papier met een touw erom. Urenlang kon ik achter een hoepel lopen. Bok stavast, bok springen, schuilee, puttenloop, waren veel van toegepaste spelen.

Na de oorlog was voetbal het meest toegepaste spel/sport. Aanvankelijk met een tennisbal, later met een echte lederen bal. Zwemmen deed ik ook veel en vooral ook wandelen. Urenlang kon ik lopen en genoot ik van wat ik om me heen zag.

Het heeft enkele jaren na de oorlog gekost voordat ik een step kreeg en zodoende mijn horizon kon verleggen. Daarna kwam een fiets, die wij eerst huurden en pas veel later van  mijn ouders kreeg. Natuurlijk geen nieuwe, maar een tweede hands die mijn vader in delen bij elkaar sprokkelde.

School was voor mij een zegen. Ik was erg leergierig. Toen ik na mijn middelbare schooltijd in het bedrijfsleven kwam en verkering kreeg met Hannie, ging er een wereld voor mijn open. Hannie en haar ouders bezorgde mij een waardevol en liefdevol leven. De laatste drie jaren van mijn pioniersfase zijn ongetwijfeld mijn gelukkigste geweest. Ik was in die tijd elk weekend bij Hannie en haar ouders. Wij ondernamen veel, waarbij veel gereist werd. Ik heb in die tijd geleerd dat je veel kunt bereiken als je je maar op de toekomst voorbereidt. Nog altijd heb ik spijt mijn verkering met Hannie te hebben uitgemaakt. 

In die tijd na de oorlog heb ik veel aan sport kunnen doen, waaronder athletiek, tennis, voetbal, zwemmen, judo  etc.

 Hoogtepunten in deze levensfase:

 

  1.       Het herstel van mijn moeder tijdens mijn twaalfjarige     leeftijd.
  2.       De bevrijding.
  3.       Mijn eindexamen middelbare school.
  4.       De verkering met Hannie.
  5.       Samen op vakantie per trein met Hannie naar Catolica in Italië.
  6.       Mijn diensttijd in Ede en Scheveningen.
  7.       Mijn eerste auto, een Volkswagen Kever.

Dieptepunten in deze levensfase:

 

  1.       Het bombardement op Rotterdam. (1940)
  2.       Mijn kaakoperatie in Utrecht in 1943.avon
  3.       De hongerwinter van 1944.

Over de eerste acht tot tien jaar kan ik weinig goeds vertellen. Ik herinner mij de armoede, de honger en de angst uit die jaren.  De bevrijding kwam voor mij nog net op tijd. Geleidelijk aan en vaak te langzaam traden er verbeteringen op in het economische leven. We kregen het steeds beter. In de straat vertoonden zich allerlei opstartende ondernemers, zoals: een glazenier; een groenteboer; een schildersbedrijf; een tassenfabriek; een hoedenmodist; een waterstoker/kruidenier; een tandtechniker; een loodgieter; garage/taxibedrijf; een schoenmaker; een timmerman; een aannemer; een broodbakker; een musicus; een fotograaf. Hiervoor werden de kelders onder de woningen benut,

 Vanaf mijn tiende jaar tot aan mijn zeventiende bestond mijn weekinvulling uit de volgende activiteiten: school; huiswerk; zwemmen op woensdagavond; voetbal in de straat, op het land van Hoboken en de velden van Feyenoord; bioscoopbezoek en alle andere toen bestaande straatspelen.