Mijn verkeerde keuzes

Hoofdstuk 2  Boek 1(pioniersfase) 

1937 - 1940

Mijn ouders gaven mij de roepnaam Eddie mee. Mijn doopnaam is Eduard.   Ik ben in 1937, op 11 februari  geboren in Middelburg op de Korendijk. Het huis rechts van de oude stadspoort is mijn geboortehuis. Het spreekt vanzelf dat ik van mijn geboorte en ook niet van die tijd daarna in dat huis – dat eigendom was van mijnheer Baars en waar mijn ouders dus inwoonden – niets kan herinneren. Wat mijn moeder eens vertelde was dat ik vanuit mijn kamertje uitzag op een grote boom. Ik lag daar veel naar te kijken en  naarmate de boom door de wind meer bewoog gingen mijn beentjes in hetzelfde ritme mee.

Mijn ouders zijn vanuit de Korendijk later verhuisd naar de Walstraat, waar zij boven een bakkerij gingen wonen. Gek genoeg heb ik thans nog een beeld voor mij waarin ik mijzelf zie zitten in een blauw wandelwagentje, met een blauw jasje aan, etende een banaan en wachtende op het moment dat mijn moeder zou zijn uitgesproken met een dame die zij kennelijk kende, maar ik niet. Het was op de hoek van de Walstraat en de Lange Delft in Middelburg. Dit is mijn oudste herinnering. Ik moet toen tussen de één en twee jaar zijn geweest.

De tweede oudste herinneringen heb ik van mijn grootvader, de vader van mijn moeder. Ik zie hem nog zitten in de hoek van de voorkamer. Hij woonde toen in het huis Persijnstraat 10 te Rotterdam. Deze herinnering moet zijn uit 1940 of daarvoor, immers mijn grootvader, die Van Zandvoord heette, is in 1940 overleden. Mijn grootmoeder vertelde mij dat hij een brief ging posten en niet meer terugkwam. Hij was onderweg aan een hartinfarct overleden.

In mijn alleen zijn en de tijd hebbende na te denken over alles wat op mijn leven van invloed is geweest maakten mijn gedachten rare sprongen, van het verleden naar de tijd waarin ik nu leef en weer terug. Geordend waren mijn gedachten nooit. Mijn geest maakte rare sprongen door de tijd. Zo dacht ik nu weer even over mijn ontstaan, maar ook over het naar verwachting snel komende einde.

De keuze die de ouders van mij maakten, om het leven met elkaar te gaan delen is begonnen tijdens een tentoonstelling op de Nijnijto sportveld te Rotterdam. Mijn moeder , Johanna Elisabeth van Zandvoord was geïmponeerd door de verschijning van een, zoals zij het noemde, pittig kereltje in een onberispelijk uniform van Officier ter Koopvaardij. Zijn naam was Eduard de Smit. De vonk sloeg over en wakkerde al spoedig het liefdesvuurtje aan. Zij was toen 31 jaar oud en hij 29 jaar. Het moet ook voor mijn vader een moment geweest zijn van een omslag in zijn leven. Ondanks het feit dat hij door de vaart soms jaren niet in Holland kwam, had hij al vele vriendinnen in Nederland gehad. Voornamelijk in zijn geboortestad Middelburg. Van oude foto’s af te mogen leiden waren dit in het algemeen welgestelde dames met invloedrijke ouders.

Of Eduard, mijn vader,  ook vriendinnen in het buitenland heeft gehad heb ik nooit kunnen afleiden uit zijn verhalen. Wel heeft hij mij, toen ik op seksueel rijpe leeftijd was aangekomen, gewaarschuwd voor de gevaren die vrouwen voor mannen kunnen betekenen. Hij doelde dan vooral op de gevaren van geslachtsziekten, die vooral veel voorkwamen, zo vertelde hij, in de landen van het Verre Oosten. Hij heeft eens verteld dat meisjes vanaf 10 jaar zich toen al aanboden op de kaden. Toen al bestond er uitbuiting van meisjes en vrouwen. Of beter gezegd, het heeft natuurlijk altijd bestaan. En waarom lieten die meisjes en vrouwen zich gebruiken? Armoede! Hoewel de beslissingen om in de prostitutie te gaan vele oorzaken kunnen  hebben en altijd zullen blijven bestaan, is het terugdringen hiervan, waar dan ook, alleen mogelijk als de armoede in de wereld ook wordt teruggedrongen. Ik zou later tijdens mijn jarenlang verblijf in Thailand met mijn eigen ogen zien hoeveel prostitutie er is en zelfs vanuit een regering wordt gestimuleerd, alleen al om toeristen te trekken.

Ik heb kennelijk de voornoemde waarschuwing zeer ter harte genomen. Het is waarschijnlijk daarom dat ik in vergelijking met mijn vrienden pas laat op seksueel gebied ontwikkeld ben. In feite liep ik op dat gebied een beetje achter, zeker bij mijn vriendinnetjes, die stuk voor stuk al vele ervaringen op dat gebied hadden. Een andere rol die heeft mee gespeeld was de angst van mij voor mijn vader. Ik zou het niet overleefd hebben als ik zou zijn thuisgekomen met de mededeling dat ik een meisje zwanger zou hebben gemaakt, of anderszins iets zou hebben opgelopen.

De keuze om voor elkaar te gaan namen Johanna en Eduard in een niet gemakkelijke tijd. Immers er heerste een wereldcrisis. Veel schepen werden opgelegd. Mijn vader was op zijn twintigste, afgestudeerd aan De Ruyterschool te Vlissingen, als machinist, is gaan varen en heeft dat gedaan tot aan 1936, toen er ook voor hem geen schip meer was. In de daarop volgende oorlogstijd, kon hij nog wel gaan varen, maar dat moest dan zijn voor de Duitsers en dat verdomde hij. 

Hoewel in zijn laatste vaartijd, Rotterdam de thuishaven was van de rederijen waarvoor hij voer, te weten de Verenigde Nederlandse Stoombootmaatschappij  en de Holland Amerika Lijn, gebeurde het vaak dat hij in Antwerpen aanlegde. Zijn vriendin Johanna,  mijn moeder dus,  ging dan naar het schip en verbleef er dan tijdelijk, zo lang het schip in de haven lag. Dit voorrecht om partners aan boord te kunnen laten slapen was er uitsluitend voor de officieren. Het zou kunnen zijn dat ik aldaar in 1936 ben verwekt. Mijn moeder en vader  trouwden in november 1936 en ik werd op 11 februari 1937 te Middelburg geboren.

Mijn moeder heeft mij later nog eens in vertrouwen verteld – en ik heb er pas later bij stilgestaan waarom zij dat vertelde -  dat zij in die tijd, dat zij met mijn vader ging, ook bevriend was met de bekende zanger Bob Scholte, die later in de oorlog hoewel Jood, vooral voor de Duitsers optrad en daarom na de oorlog zijn heil moest zoeken in België, omdat hij in Holland geen voet meer aan de grond kreeg. Hoe diep die vriendschap tussen hem en mijn moeder is geweest ben ik nooit te weten gekomen. Eigenaardig is wel dat ik tot aan mijn ongeveer twaalfde jaar bleef volhouden artiest en wel zanger te willen worden. Dat gevoel zat heel diep. Ik beschikte ook over een goede stem, maar bracht het niet verder dan wat gezang voor de poes, als vader en moeder niet thuis waren. Wat dat betreft hebben enkele van mijn latere vrienden meer lef gehad en werden wel artiest. Een carrière als zanger zat er voor mij niet in door mijn faalangst, die ik pas veel later heb overwonnen. Ik was introvert, schuchter, verlegen en leed aan een zeker minderwaardigheidscomplex, waar ik toch mijn gehele leven aan moest blijven werken. Toch bleef ik altijd dagdromen. Dan droomde ik in een volle zaal te zitten om ineens, tot ieders verbazing, op te staan, naar het orkest te lopen, de microfoon te pakken om een prachtig lied ten gehore te brengen. Terwijl niemand daarvoor had geweten dat ik zingen kon. Zo’n zelfde dagdroom heb ik ook wel eens met als instrument de piano, ha, ha, terwijl ik helemaal geen piano kan spelen. Ik heb er wel eens aan gedacht stiekem lessen te nemen en dan een ieder op een zekere avond te verrassen met een concert en zo een droom uit te laten komen.

Je ouders kun  je niet kiezen. Het blijft toch altijd interessant om te weten te komen waar de genen van je ouders en de oergenen vandaan komen. Wellicht komt het nog eens zo ver dat er een wereldwijde  databank komt met de DNA´s van alle bewoners op deze aardkloot. Daardoor zou genealogie in een geheel ander daglicht komen te staan. Stamgegevens zouden gemakkelijker te achterhalen zijn. Hoewel veel kinderen dan wellicht zouden ontdekken dat van wie ze dachten een kind te zijn, ineens niet waar blijkt te zijn en ze  massaal op zoek moeten gaan naar de biologische vaders, omdat,  of het je moeder is, is meestal wel duidelijk. Wat dat betreft lopen er ontzettend veel vrouwen rond met schuldgevoelens en vraagtekens omtrent de verwekker van hun kind of kinderen. Daarom ook is het triest te moeten waarnemen dat zij die met grote ijver en nauwgezetheid werken aan hun stamboom, nimmer de zekerheid hebben of het de juiste is.  Als, zoals is onderzocht,  40% van de gehuwde vrouwen naast hun man ook andere seksuele contacten hebben of hebben gehad, lopen er behoorlijk veel kinderen rond met een andere biologische vader dan degene die thuis woont.

In ieder geval is het leerzaam om te weten waar ik vandaan kom, dat wil zeggen; hoe mijn stamboom er uit ziet. Ik zou overigens liever de naam van mijn moeder gehad hebben dan die van mijn vader, immers Van Zandvoord klinkt toch wel veel chiquer dan De Smit. En nog mooier zou zijn De Smit van Zandvoord, waardoor een naam ineens iets adellijks over zich krijgt. Eens zal ik proberen – niet uit narcisme maar uit eerbetoon aan mijn moeder – de namen aan elkaar te voegen. Er wordt gezegd dat het lidwoord de voor de naam en het voorzetsel van voor de naam,  wijst op adellijke afkomst. Zouden mijn voorouders ridders zijn geweest of misschien zelfs van Koninklijke bloede? Iets aristocratisch heb ik wel over me, is mij wel eens gezegd. Een vriend noemde mij een ‘Grand Seigneur’, en een andere ´vriend´ noemde mij een ‘Big Spender’’, maar  dat was dan wel na mijn ongeveer vijftiende levensjaar, in het eerste geval, en na mijn vijftigste jaar, in het tweede geval.

Mijn vader (Eduard de Smit, geboren 29 maart 1905 te Middelburg), die opgroeide als een normale weliswaar baldadige, driftige vechtlustige jongen, die het liefst met zijn tinnen soldaatjes speelde, had reeds op jonge leeftijd,  en naar zijn zeggen toen hij tien jaar was, besloten om te gaan varen. Dit tot groot verdriet van zijn moeder (Adriana Midavaine, geboren 26 augustus 1881 te Serooskerke), mijn grootmoeder dus, die met lede ogen moest inzien  dat hij het meende en zij er dus rekening mee moest houden dat hij te zijner tijd vele jaren niet thuis zou zijn. Want dat was het lot van een zeeman in die tijd op de koopvaardij. Natuurlijk vond zij het niet alleen verdrietig te moeten ervaren dat hij veel van huis zou zijn, maar zij had ook angst haar lievelingskind, haar oudste kind en enige zoon te kunnen verliezen. Immers in die tijd vergingen er nog veel schepen en verdronken er dus ook veel zeelui.

Mijn  vader plande zelfstandig al jong de scholen die hij zou willen doorlopen. Hij begon op de ambachtsschool, tegelijkertijd volgde hij nog allerlei avondscholen, met name voor het vak tekenen, en kwam uiteindelijk terecht op de machinistenschool te Vlissingen. Van de schoolrapporten, die er uit die tijd zijn en aan de werkstukken die hij heeft gemaakt, maar zeker ook uit de verhalen die ik  heb vernomen van mijn grootouders en mijn vaders zusters, bleek, dat hij uiterst begaafd en ijverig was. Hij studeerde af in zijn twintigste jaar en vertrok al snel naar zee als leerling machinist. Zijn begaafdheid manifesteerde zich uiterlijk door zijn ongewoon mooie handschrift, dat hij in verschillende stijlen kon uitvoeren. Dit zou zijn carrière later nog positief beïnvloeden. Mijn vader maakte snel promotie en voer als tweede machinist op grote koopvaardijschepen zoals de Volendam en de Statendam van de Holland Amerika Lijn en menig schip van de V.N.S. Beide maatschappijen waren in Rotterdam gevestigd. Het is mede daardoor dat hij mijn  moeder in Rotterdam in 1934 heeft leren kennen.

Mijn moeder was helaas niet de enige vriendin die hij had. Hij had er soms wel drie, in verschillende plaatsen. Het schijnt dat hij het daar erg druk mee heeft gehad. Hij was een echte “bon vivant”. Waarschijnlijk mede door zijn uniform, maar toch ook door zijn voorkomen en persoonlijkheid liepen er vele vrouwen achter hem aan. Een bankiersdochter uit Middelburg heeft zelfs getracht zelfmoord te plegen in het kanaal door Walcheren, omdat zij er achter kwam dat hij ook andere vriendinnen had.

Tijdens de vaart heeft hij vele landen aangedaan in het Verre Oosten, Afrika, Zuid- en Noord-Amerika en Canada. Hij was een echte zeeman, die pas genoot als hij in de tijd dat hij geen wacht moest lopen en niet – zoals hij de machinekamer noemde – in de vetloods behoefde te zijn, op de brug kon staan als de golven huizenhoog over het schip sloegen. Hoe wilder de storm hoe meer hij genoot. Angst heeft hij  nooit gekend, hetgeen ook wel is gebleken tijdens de tweede wereldoorlog. Het kan zijn dat hij mede geen angst had omdat hij zo’n geweldige zwemmer was. In zijn jeugdjaren woonde hij aan het kanaal in Middelburg, aan de meelfabriek, alwaar mijn grootvader conciërge en stoker was. Wekelijks voer de zogenaamde Middelburgse boot van Middelburg naar Rotterdam en terug. Als dat schip dan door het kanaal voer was het voor mijn vader en zijn kornuiten een sport om van een dukdalf te duiken en onder de boot door te zwemmen.

Een spreekwoordelijke andere bijzondere eigenschap van mijn  vader, reeds jong, was zijn zuinigheid. Elke stuiver en elke cent werd door hem in een potje gedaan om bijvoorbeeld zijn zusjes en ouders met Sint Nicolaas of met de Kerst cadeautjes te kunnen geven. Nimmer dacht hij aan zichzelf. In feite leefde hij altijd zeer sober. Wat hij had deelde hij graag met anderen. Het was een echt gezelschapsmens. Hij verdiende op de vaart goed en was geen drinker. Daarom hield hij altijd geld over waarvan hij meestal cadeaus kocht voor de familieleden.

Nooit is het mij  te horen gekomen wat hij tijdens zijn vele reizen in het buitenland eventueel voor ondeugends heeft uitgehaald. Ik kan gezien zijn escapades in Nederland er slechts naar gissen. Wat ik wel altijd een prachtig verhaal heb gevonden is dat hij anderhalf jaar lang met dezelfde partij hout over de wereldzeeën heeft gezworen. Het kwam voor dat bij het binnenlopen van een haven de partij al weer was doorverkocht aan een andere partij in een ander werelddeel. 

Ook een mooi verhaal vond ik dat aan boord een stoker werkte, die als het schip, waar ook ter wereld een haven binnenliep hij zich als heer kleedde en opgewacht werd door de mooiste vrouwen. Vaak, toen al, in auto’s, maar vooral toch met rijtuigen. Deze stoker bleek ook een verdienstelijk bokser te zijn geweest, die in het buitenland nog al wat geld verdiende met prijsboksen.

Het moet voor mijn vader een enorme klap zijn geweest dat de meeste schepen tijdens de crisisjaren opgelegd werden en hij zodoende brodeloos werd. Overigens niet alleen het verlies aan inkomsten was voor hem erg, maar hem kennende,  ook het verlies aan status als koopvaardijofficier – hij was een geboren leider - en in het bijzonder het niet meer kunnen uitoefenen van een vak dat hij zo liefhad. Hij heeft het vooral de Duitsers kwalijk genomen dat die hem uiteindelijk zijn vak definitief hebben ontnomen. Ja, hij kon wel gaan varen, maar dan voor de Duitsers en dat verdomde hij, zo zei hij altijd. De eerste wereldoorlog lag hem nog helder in het geheugen. Tijdens die oorlog kon je zelfs in Middelburg de kanonnen in België horen donderen. Over de arme vluchtelingen uit dat land kon hij nooit uitgesproken raken. Hij heeft de Duitsers altijd vervloekt en waarschuwde reeds vroeg in de jaren dertig voor een komende wereldoorlog, hetgeen kennelijk nog niet veel mensen wilden geloven. Helaas voor de wereld kreeg hij daarin zijn gelijk.

Het sierde mijn  moeder dat zij van Rotterdam naar Middelburg kwam om in ieder geval mijn vader moreel te steunen en de armoede samen te dragen. Of haar komst naar Middelburg te maken had met het feit dat zij in verwachting was van mij heb ik nooit kunnen achterhalen.