Mijn verkeerde keuzes

Hoofdstuk 14 boek 3 (doorgroeifase)

Na het vertrek van mijn vrouw en dochter naar Nederland bleef ik nog een weekje in Bangkok om te werken aan één van de andere projecten. Ik logeerde bij een vriend. In een niet onaardige huurvilla met een grote tuin en een zwembad. Mijn vriend woonde al tientallen jaren in Bangkok en had een eigen zaak. Hij sportte veel op de countryclub waar ook zijn overigens Nederlandse vrouw dagelijks vele uren vertoefde. Hier ontmoetten de Europeanen elkaar.  Het werk thuis werd gedaan door drie bedienden. Voor de keuken, de was en het huishouden. Daarnaast had de familie ook nog een chauffeur. Dit was overigens niet bijzonder, want de Nederlandse Ambassade vroeg daarom, omdat bij een ongeluk de Europeaan meestal de schuld kreeg. Het was dus uit veiligheids- en aansprakelijkheidsoverwegingen.

Ik had ook een zelfstandige kantoorruimte op dezelfde etage als waar zijn kantoor gevestigd was. Het was hier, aan het eind van de eerdergenoemde week, dat ik een brief met een jobstijding van mijn vrouw ontving. De korte inhoud van de brief werd gekenmerkt door haar ervaring opgedaan in Hong Kong. Het kwam hier op neer, ze zei daarin: “Je denkt toch niet dat ik tussen die vieze spleetogen ga wonen. En verder je behoeft niet meer terug te komen. Ik heb de scheiding al aangevraagd.”

Nu ben ik niet zo’n trouwe echtgenoot geweest. Overigens was mijn vrouw dat ook niet. Toch kwam de klap hard aan. Nooit, nooit zou ik zelf echtscheiding hebben aangevraagd. Ik was zelfs van plan mijn leven zodanig om te gooien door in Nederland of waar dan ook weer opnieuw te beginnen. Ik kon mij gewoon niet voorstellen dat mijn dochters geen vader meer zouden hebben en ik stelde me dan ook voor hoeveel verdriet zij zouden gaan ondervinden door de breuk. Ik heb die dag en dagen daarna menig traantje gelaten. En, ik beken, nu ik er over schrijf, komen de tranen spontaan "weer op. Met Annie  heb ik een fijne tijd gehad. Zij was nog getrouwd toen ik haar ontmoette in 1960. Ik had in mijn judoclub enige advocaten zitten die er op mijn verzoek voor hebben gezorgd dat zij snel gescheiden was. We zijn in 1962 getrouwd en daar heb ik nooit een dag spijt van gehad. Hoewel ik op de achtergrond leed onder het verlies van mijn eerste echte liefde Hannie, die nooit uit mijn gedachten was. Wij wilden graag kinderen en dat bleek niet zo gemakkelijk. Bijna drie jaar lang hebben wij medische hulp ingeroepen totdat ik 1965 mijn dochter Denise werd geboren. En in 1971 mijn dochter Sabine. Ook weer een geluksmoment. Wat was ik trots op mijn dochters en wat heb ik ze veel gegeven. Nog één van mijn beste ervaringen ooit. Dat ik nu afscheid zou moeten nemen van mijn dochters, in ieder geval deels, veroorzaakte waarschijnlijk mijn tweede hartinfarct in 1988.

Tot overmaat van ramp kreeg ik enkele maanden na het bericht over de scheiding van mijn vrouw te horen dat Sabine in het ziekenhuis lag met een waarschijnlijke leukemie. Op zo'n moment stort je wereld in. Haar gehele lichaam zat onder de zwarte vlekken. Ik ben onmiddellijk naar Heemstede gevlogen om bij mijn dochter te zijn. Gelukkig liep alles met een sisser af. Zij bleek slechts een virus onder haar leden te hebben.

Ik mocht nog wel in ons huis slapen maar in een aparte kamer en er getuige van zijn dat mijn vrouw elke avond naar Amsterdam ging om in de pianobar aan de Leidse gracht mannen op te pikken om geprikt te worden. Alle remmen los.

Ik ben al gauw weer terug gegaan naar Bangkok en even later naar Hong Kong. Ik huurde een appartement in het Elisabeth House aan de Gloucester Road, alwaar ik vanuit mijn raam uitkeek op “The Royal Yacht Club.” Al eerder had ik God gevraagd om mij opnieuw de weg te wijzen die ik zou moeten gaan. Er waren verschillende vrienden van mij in Hong Kong die een  zeewaardig jacht hadden. Soms waren ze met z’n drieën of vieren eigenaar van één boot. Wij gingen veel zeilen – en dat kan je in Hong Kong geweldig. Hong Kong eiland wordt omringd door honderden bewoonde en onbewoonde eilanden die je kan bezeilen. Sommige  vrienden woonden op een boot en dat bracht mij ook op een idee. Als je weet dat ik voor het appartement – dat slechts drie kleine kamers bevatte 8.000 dollar per maand moest betalen en je voor een beetje groter appartement met mooi uitzicht op de baai al gauw 40.000 dollar per maand kwijt was -  dacht ik dat het beter was een boot te kopen met hypotheek. Ik rekende er op dat ik toch in de nabije toekomst weer enige miljoenen zou gaan verdienen, dus ik bestelde in Holland een boot, onder voorwaarden. Het moest een zeiljacht gaan worden. Een tweemaster. Ik koos voor de Trintella 57A, een aluminium jacht van zeventien meter lengte. Hiermee zou ik een schitterende bewoning hebben en een mooi kantoor aan boord. Hoewel de aanschafprijs 1.600.000 gulden was, zou de hypotheek toch aanzienlijk lager liggen dan de eerdergenoemde huren. Kat in bakkie.

Omdat dit schip veel mooier en degelijker zou worden dan de schepen die voornamelijk in Taiwan werden gebouwd, claimde ik de vertegenwoordiging van de werf in Workum, Friesland,  die het schip ging bouwen en zou ik 10% aan commissie ontvangen van elk aldaar verkocht schip. Mijn schip zou ik dan met een paar vrienden van Holland naar Hong Kong zeilen. Ik gaf opdracht tot de bouw, maar gelukkig onder een voorbehoud. Door dit voorbehoud kon ik uiteindelijk de bouw opschorten. Ik had nooit een zeilschip gehad maar wel veel gevaren met een Klaassen motorjacht.

Het noodlot van de scheiding kreeg nog een staartje en werd gevolgd door nog een noodlot. Omdat ik alle bezittingen op naam van mijn vrouw had gezet, uit veiligheidsoverwegingen ter voorkoming van privéaansprakelijkheid bij een eventuele zakelijke calamiteit, was ik meteen alles kwijt. Nog geen kop en schoteltje kreeg ik terug, door een mateloze hebzucht van mijn inmiddels ex-vrouw en ongelimiteerd pestgedrag.

Ik was weer zoals ik begon straatarm en moest opnieuw beginnen. Ik weet nog als de dag van gisteren wat mijn gevoel was toen ik op 25 november 1985 (de dag van de scheiding) met mijn enige bezit, een Samsonite koffertje met inhoud,  op Schiphol stond.

Dit schreef ik er over bij Wonderen,

“In de jaren tachtig had ik een product uitgevonden met een grote potentie, zoals ik uit een gedegen marktonderzoek had vastgesteld.  Ik ben daarvoor naar Hong Kong verhuisd. Ik zocht en vond een fabriek die bereid was mijn vinding in productie te nemen, mits ikzelf maar de mallen bekostigde. Hetgeen een behoorlijke hoge investering vergde. Een vriend van mij uit Bangkok en ikzelf zouden het product in de verkoop nemen. Toen er inmiddels veel producten waren geproduceerd en ik veel geld heb moeten voorschieten aan productie, woning, huishoudgeld, huishoudhulp en vele andere zaken viel de verkoop tegen. In feite had ik er nog niet één verkocht. Ik was aan het einde van mijn latijn. Ik was door mijn geld heen. Ik kon ook niet terug naar Nederland omdat mijn vrouw inmiddels echtscheiding had aangevraagd en al mijn bezittingen middels huwelijkse voorwaarden had toegeëigend. Ik was dus blut en kon geen kant meer op. Teneinde raad zag ik geen andere oplossing door een einde aan mijn leven te maken. Ik paste in die tijd op het appartement van een Engelse tandarts, met eigen apotheek. Ik wist hoe en met wat ik het doen zou. Nam wat ampullen uit de medicijnkast, ging naar mijn kamer, zond nog wat berichten door per fax met afscheid en bereidde mijn einde voor, door ampullen en water klaar te leggen en te zetten. Ik nam op een gegeven moment de ampullen in mijn linkerhand en het water in mijn rechter. Ik richtte mij tot God en bad: "God wijs mij de weg, ik ben hem kwijt." Toen ging de telefoon. Mijn vriend uit Bangkok zei: "Niet springen, want wij hebben twee enorme orders, één uit Australië en één uit Canada." Mijn lot was gered. Als dit geen wonder was, wat was het dan?

Heel bijzonder vind ik het volgende voorval. Ik heb in totaal gedurende mijn leven zes zware operaties moeten ondergaan, van gemiddeld meer dan vier uur.  Gedurende één er van, en ik weet niet meer welke, heb ik, dat geloof ik, een kijkje in het hiernamaals mogen nemen. Ik zag een heuvelachtig landschap. Heel veel licht, meer licht dan op aarde. Veel bloemen. Mensen die in groepjes zich geruisloos voortbewogen op een soort sleden, te vergelijken met wat de kaasdragers in Alkmaar gebruiken om de kazen op te vervoeren. Dit beeld zie ik nu elke dag wel een paar keer.

Helaas had ik te weinig geld om wereldwijd patent aan te vragen op mijn uitvinding. Een fabrikant uit Taiwan kopieerde mijn vinding en bracht het op de markt voor een verkoopprijs die lager lag dan mijn kostprijs. Ik moest het opgeven en besloot, hoewel ik net mijn verblijfsvergunning voor Hong Kong  had verkregen, naar Nederland terug te keren. Berooid. maar in het vaste vertrouwen en vaste doel het weer te gaan maken. Ik zou weer rijk worden, al was dat niet het ultieme doel. Wel mezelf bewijzen dat ik iets kan.

Ik ging dus terug naar Nederland om aldaar mijn geluk opnieuw te zoeken. Ik was niet meer welkom in mijn gezin en besloot tijdelijk in te trekken bij een vriend in Groningen. Dit heeft maar enkele weken geduurd en ik mocht voor even terug komen in het appartement dat mijn ex-vouw intussen had gehuurd en betrokken in Haarlem. Mijn oudste dochter was inmiddels getrouwd.  Wanneer weet ik niet want ik heb daar nimmer iets over vernomen. Alleen mijn jongste dochter was nog thuis en inmiddels 14 jaar. Ik sliep in een andere kamer dan die van mijn ex-echtgenote en hoorde haar meestal vroeg in de morgen thuiskomen van haar escapades in Amsterdam. Hoewel gescheiden in november 1985 had ik het er toch moeilijk mee. Ik gaf nog om Annie. Het waren echter de krankzinnige omstandigheden die mij heen en weer deden slingeren tussen een gezinsleven en een zakelijk leven waarin de verleidingen groot waren. Hoewel zakelijk deed ik even niets.

In de rechtbank voor de scheiding waren mijn beide dochters wel aanwezig. Denise nam mij even apart en zei: “Pa je bent nu alleen en wellicht hoop je er op ons (zij en haar zuster)  af en toe te zien, maar toen wij jou wilden zien was je nooit thuis en daarom kiezen wij er nu voor jou niet meer te zien.” Hiermede legde zij de schuld voor de scheiding geheel bij mij. Dit was niet reëel en ze ging daarbij voorbij aan het feit  hoe goed ik altijd voor mijn gezin had gezorgd,  in financiële zin weliswaar. Ik was rijk en we leefden rijk, zeker vanaf 1975 in mijn functie als Algemeen Directeur van verschillende bedrijven. We reisden veel en het ontbrak hen aan niets. Gek, ik heb zelf niet zo het idee dat ik zo veel van huis was. Telt dan die ene avond in de week dat ik niet thuis zal zijn geweest zwaarder dan de avonden dat ik wel thuis was?

Toch kreeg ik tot mijn grote genoegen en grote verbazing in december 1985 een uitnodiging van mijn oudste dochter om met de Kerst te  komen dineren. Zij woonde met haar man boven in de grote bungalow van haar schoonouders in Laren. Ook mijn ex-vouw was aanwezig en er groeide zelfs wederzijds wat genegenheid voor elkaar. In onze avondkleding, waarbij ik,  zoals bij ons gebruikelijk was tijdens de Kerstdiners,  ik opnieuw een smoking droeg , waarin ik mij weer rijk voelde.

Inmiddels had ik een mooi gemeubileerd appartement betrokken in Zeist op de hoek van de Steinlaan, boven een damesmodezaak. In dit gebouw woonden veel Amerikaanse piloten die werkzaam waren op de vliegplaats Soesterberg. Het kostte mij 1100 gulden per maand, maar daarvoor had ik tevens een plaats in de ondergrondse garage. Een auto had ik ook weer van mijn laatste centen gekocht en deed mijn best om opdrachten te verkrijgen.

 Ik was natuurlijk, hoewel ik zelfstandig was geweest ook Directeur-werknemer in mijn B.V. ‘s geweest en had jarenlang  premie betaald voor een werkeloosheidsverzekering. Ik had dus recht op een uitkering die toch nog zo’n 4000 gulden netto opleverde. Hier kon ik goed van leven en plannen mee maken voor de toekomst. Ik had het geluk (Gods hulp?) dat ik een directeur van de ABN bank tegen het lijf liep die mij € 10.000 wilde lenen om weer een bedrijfje op te starten en bij de RABO bank kreeg ik 50.000 gulden voor het opstarten van een  project;  waarbij ik het bracht tot voorzitter van een ondernemersclub die zich vestigden, zoals ik, in een nieuw bedrijvencomplex te Utrecht. Zodoende trad ik weer toe tot een nieuw netwerk waaruit nieuwe opdrachten werden verkregen. Uiteraard heb ik beide banken netjes terugbetaald.

 Het Kerstdiner in 1985 had toch wat opgeleverd. Ik was weer ”on speaking terms” met mijn ex-vrouw en dochters. Zij bezochten mij zelfs in Zeist. Mijn ex-vrouw beschikte nog over de destijds splinternieuwe Volkswagen GLS, die ik haar voor mijn vertrek naar het buitenland had gegeven. Er werd zelfs een afspraak gemaakt dat zij op mijn verjaardag zouden komen, op 11 februari 1986.

 Ondertussen genoot ik van het wonen en recreëren in Zeist. Zeist was toen al een prachtige stad met een schitterende omgeving, waar ik op de fiets regelmatig van genoot. Zeist is heerlijk centraal gelegen. Binnen twee uur bereik je elke plaats in Nederland. De stad heeft ook wat chics, wat je in andere steden niet zo aantreft. Veel speciaal winkels,  waar ik nogal wat kocht. Ik kende Zeist natuurlijk al omdat ik eind jaren zestig,  begin jaren zeventig,  in Bunnik had gewoond waar ik mijn eerste koophuis kocht aan de Secretaris de Jonglaan. Mijn ex-vrouw heeft wel eens gezegd dat ze daar haar beste tijd heeft gehad. Mijn dochters zijn daar opgegroeid en ook ik sportte veel met de buren en heb alleen maar goede herinneringen uit die tijd. Als ik het over sporten heb doelde ik op de volgende: lange afstandsfietsen (b.v. 3x de Elfstedentocht); paardrijden, schaatsen, zwemmen, tennissen. Nog altijd heb ik goede herinneringen overgehouden aan het wonen, werken en leven in Bunnik, Zeist en Heemstede. Minder in Rotterdam en Middelburg. Om maar te zwijgen over de grote steden in het Verre Oosten, waar ik het overheerlijk vond te verblijven. Alleen al om het klimaat.

Voor Mee Jung Lee moet het overigens na onze ontmoeting niet zo gemakkelijk voor haar geweest zijn. Zuid Korea was nog een zeer traditioneel land. Haar vader had ze verloren op haar zestiende leeftijd. Een oom van haar was Minister President. Het was de broer van haar moeder. Haar familie waren nazaten van het laatste Koningshuis met grote bezittingen, met name in PYUO, waarin vrijwel elk gebouw aan de familie heeft toebehoord. Alle bezittingen van de familie zijn, toen Zuid-Korea een republiek werd en een kolonie van Japan, geconfisqueerd. Het enige wat daarvan te merken was dat als ik met haar in de stad liep bewoners bogen tot bijna met de neus op de grond. Zij gedroeg zich ook nog wel als een prinses. Omdat je van een Oosterse vrouw nooit zal horen hoe ze het leven beleeft,  denk ik dat zij zeer ongelukkig was in Zuid Korea en in mij een mogelijkheid had om haar land te ontvluchten en te gaan leven zoals zij graag wenste en wel zag. Bron Mee Jung Lee.

Feitelijk heb ik haar in totaal misschien 14 dagen persoonlijk leren kennen. Onze relatie begon zoals eerder beschreven en wij schreven veel met elkaar. Ik weet wel dat ik na onze eerste ontmoeting in het  vliegtuig een kaart aan haar schreef  waarin ik opbiechtte dat ik mogelijk wel eens verliefd op haar was geworden. In het daarop volgende jaar zagen wij elkaar weer waarbij ik haar een kostbare diamantenring heb gegeven. Zij beschouwde dat als een verloving (hoewel zij dit jaren later in het Nederlands steeds beloving noemde). Ik vond dat wel grappig want daar zit in wezen ook een belofte in opgesloten.

In het derde jaar, waarin wij elkaar ook maar weer enkele dagen zagen, vond zij dat ik met haar familie moest kennismaken. Aanvankelijk was het haar plan geweest mij aan haar grootvader voor  te stellen. Hij was het hoofd van de familie en hem moest toestemming worden gevraagd voor een eventueel huwelijk. Hij weigerde mij te ontmoeten. Hij had, volgens mijn vriendin(verloofde?) nog nooit een Europeaan gezien en wenste dat zo  te laten.

Grootvader overleed en tijdens een volgende reis stelde Mee Jung Lee voor mij aan haar oudste broer en moeder voor te gaan stellen. Nu grootvader was overleden en haar vader er ook niet meer was, was nu haar oudste broer hoofd van de familie. Wij togen van Seoul naar Puyeo en installeerden ons in een hotel. Wij zaten in grote spanning of zij wel naar het hotel zouden komen. Vooral Mee was hypernerveus. Maar zij kwamen. Geheel in het Engels hadden wij een indringend gesprek, waarbij Mee wel liet blijken dat ze niet van haar keus was af te brengen. Haar bezorgde moeder vroeg op een gegeven moment aan haar dochter “Waar slaap je hier” en Mee wees resoluut op ons tweepersoonsbed in de hotelkamer. Moeder knikte en daarna gaf haar oudste broer haar fiat namens de gehele familie voor een eventueel huwelijk. Ik had Mee in 1980 op twintigjarige leeftijd ontmoet en het was inmiddels nu 1983.

Ik was nog getrouwd en kon er dus niet aan denken dat ik ooit met Mee zou trouwen, ondanks het feit dat Mee die beslissing kennelijk al had genomen. Dit moet ik haar wel nageven; als ze zich eenmaal een doel had gesteld ging zij er op af en liet zich nergens door tegenhouden. Dit herkende ik ook bij mijzelf. Als je een doel nastreeft en doorzet is bijna elk doel te bereiken, niet éénmaal maar ook meerdere keren. Toch was er bij mij enige gereserveerdheid want ik vreesde mijn dochters te gaan verliezen als ik eventueel toch zou scheiden en met Mee zou trouwen. Een slippertje konden zij nog wel vergeven maar een scheiding tussen hun moeder en vader, waar tussen nog nooit een ongetogen woord was gevallen, niet.

Maar inmiddels was het 1985 geworden waarin in November mijn vrouw dus echtscheiding had aangevraagd en gekregen, met voor mij een enorme hoge alimentatie.  En ik zat met de Kerst in datzelfde jaar en in januari 1986 met de afspraak dat mijn dochters en ex-vrouw op mijn verjaardag op 11 februari zouden komen, met en dat hadden ze al gezegd, mooie cadeaus.

 En toen gebeurde wat ik niet had kunnen voorzien.

Na enige dagen goed nadenken en een vraag aan God om hulp bij het wijzen naar de weg die ik moest gaan, kwam ik tot de heilige overtuiging dat ik het roer om moest gooien. Ik moest erkennen dat vooral mijn oog voor het vrouwelijk schoon mij uiteindelijk bijna fataal was geweest. Ik nam mij voor en zweerde dit bij God, dat ik in het geval dat ik weer een vrouw zou hebben,  ik niet meer vreemd zou gaan, hoewel echt vreemd gegaan ben ik natuurlijk nooit, want ik stelde mij altijd eerst netjes voor. Ik zou mij ook minder op werk en op een carrière gaan richten door meer tijd te gaan besteden aan een gezin.

Niets erger kon ik mij voorstellen dan dat ik in de toekomst zonder gezin of in ieder geval zonder iemand zou  moeten leven waarvan ik hield. Ik begon wel goed te beseffen dat ik,  hoewel nog steeds niet alleen was door alle activiteiten die ik ondernam, wel eenzaam begon te voelen. Ik miste de liefde en de zorg die ik wel degelijk voor mijn gezin heb gekend. Ik had veel moeite om mijn scheiding te verwerken en hoopte, als ik inderdaad niet naar mijn gezin kon terugkeren, dat ik iemand zou vinden waarop ik echt verliefd zou worden. Ik moest daarbij veel aan Mee denken. Ik mocht haar graag en was ook, hoewel op afstand, verliefd op haar. Ik realiseerde mij echter dat het een bijna onbereikbare liefde was. Zij kon het land niet uit,  omdat ze geen paspoort kon verkrijgen en de reis voor haar ook te duur zou zijn. Daarbij tevens rekening houdend dat ik niet zo gauw meer naar Korea zou kunnen afreizen in verband met mijn acquisitie voor opdrachten in Europa. En als je besluit met elkaar te gaan leven moet je elkaar toch minstens een paar jaar zonder al te veel onderbrekingen hebben meegemaakt. Uiterlijk was ik wel geboeid,  maar wat er innerlijk bij haar speelde wist ik niet. Ook zij had alleen maar gezien en door het verblijf in mooie hotels ervaren,  dat ik een welgesteld man was die het geld rijkelijk deed vloeien. Dit moet je een vrouw niet direct laten blijken, want die zou daar wel eens misbruik van kunnen maken. Die ervaring had ik inmiddels wel gekregen.

Zou Mee een geschikte echtgenote voor mij zijn? Ik twijfelde. In de eerste plaats was er natuurlijk het grote leeftijdsverschil. Dan, ik was door hard te werken rijk geworden, zij integendeel kwam uit een warm nest waarin werken niet voorkwam. Zij leefde een luxe leventje, maar had onbetwistbaar grote talenten in handwerken, tekenen, schilderen, borduren, kortom was bovenmatig getalenteerd in handvaardigheden. Haar schoonheid hielp haar ook door anderen voor haar te laten werken.

 Tijdens mijn, meestal korte bezoeken, viel mij iets op, waaraan ik achteraf gezien, meer aandacht had moeten geven. Het is namelijk meerdere keren voorgekomen dat, hoewel zij mijn aankomsttijden en vluchtnummers van mij doorkreeg, mij toch uren op het vliegveld liet wachten. Achteraf kwam ik er dan achter dat zij mij vanaf een verborgen hoek urenlang gadesloeg en mij in het ongewisse liet of zij er was of niet. Dit was haar methode om te kijken hoe ik mij in zo’n situatie gedroeg, maar vooral om te zien of ik naar andere vrouwen keek.

Zo kwam ik er in Hong Kong achter dat zij maandenlang een persoon op de Koreaanse ambassade opdracht had gegeven mij dag en nacht te achtervolgen en verslag hiervan te doen. Zij ging zelfs zo ver dat de portier van mijn appartementencomplex is bewerkt om al mijn ontvangen post aan die persoon te overhandigen. Daar kwam ik pas achter toen bleek dat ik helemaal geen post meer. Dit is mij overigens ook in Bangkok gebeurd. Dit alles versterkte natuurlijk wel mijn twijfels of ik inderdaad haar in mijn leven zou kunnen toelaten. Immers jaloezie verziekt het leven van geliefden. En, hoewel wij geen vaste relatie met elkaar hadden, doch wel vrienden waren, blies zij hoog van de toren, toen zij had ontdekt dat ik in Hong Kong een Filipijnse huishoudster had en in Bangkok ook. Hoewel zij, zoals bij alle “expatriats”, voor het huishouden waren, ging Mee er van uit dat je daarmee ook het bed deelde,  omdat ze toevallig ook mooi waren.  Terwijl al mijn “maids” een eigen kamer hadden. Gek, want tot november 1985 mopperde zij niet dat ik officieel nog getrouwd was met Annie en twee dochters had.

Vandaag (15 juni 2017) had ik een rotdag. Ik had het niet naar mijn zin. Ik at al weer enige maanden in het “restaurant” van Hof Mondriaan. Dat beviel goed. Wel, goed, dat betekent dat ik elke dag gezond voedsel naar binnen kreeg. Ik heb enkele jaren geleefd op pizza’s,  hamburgers en ander “junkfood”. Dus ik was nu  goed bezig. Zwom daarbij drie dagen in de week en deed elke dag nog wat oefeningen. Best goed van mijzelf. Vandaag ging het echter mis. Ik ergerde mij al lange tijd dat de uitservering van de maaltijden zeer amateuristisch verliep en daardoor te lang duurde. Als voorbeeld: Om 12.00 krijg je de soep als je geluk hebt en als eerste wordt bediend. Om ongeveer 12.45 krijg je dan vaak de maaltijd. Dat is niet erg voor de bewoners want die hebben in het algemeen toch niet veel te doen. Maar ik ben een druk baasje en zit naar  mijn idee mijn tijd te verdoen. Daarbij ben ik ook gast van buiten, waarvan ze er steeds meer willen hebben. Maar die komen daarom niet. In elk ander restaurant was ik allang weggelopen en nooit meer teruggekomen. Ik woon echter in een aanleunwoning van Hof Mondriaan en doe er veel vrijwilligerswerk. Dan ligt een deel van je hart er ook en loop je niet zo maar weg. Vandaag echter – op een dag dat ik toch al ernstig dacht over een ommezwaai te maken in mijn leven – nam ik het niet langer. De soep kwam om 12.00 uur, was op  om 12.05 en om 13.00 uur was de maaltijd er nog steeds niet. Je ziet waaraan het ligt maar niemand doet er iets aan. Ik stapte op en zei tegen mijn tafelgenoten: “Ik kom hier niet meer eten. Het duurt mij allemaal veel te lang, terwijl ik zie hoe het anders kan.” Ik houd op met mij te ergeren en ga het weer zelf doen”. Gezond of niet gezond, maar eten in gemoedsruststand heeft ook zijn waarde.

 

En dan over mijn leven omgooien. Ik zou het liefst mijn leven over willen doen. Niet vanaf mijn geboorte, maar vanaf mijn zeventiende jaar, toen ik verliefd werd en verkering kreeg met Hannie. Niets liever zou ik willen alsnog met Hannie samen oud te worden en haar te laten zien dat al mijn escapades fout waren en moeten worden gezien in het licht van heimwee naar haar. Hannie terugkrijgen zal nooit meer lukken. Zij is overigens nooit getrouwd. Dan maar zonder haar. Een leven zonder een maatje thuis is wat mij betreft een verloren leven. Ik zal niet actief gaan zoeken maar mijn laatste jaren zullen geen waarde hebben zonder een lieve lat-vriendin.  Ik denk dat ik het als nooit tevoren nu verdien.  God sta me bij. Merkwaardig is dat ik er ook zo over dacht in januari 1986.

In januari 1986 beleefde ik spijt om mijn verloren huwelijk; de beslissing zelfstandig te willen blijven en niet voor een baas te gaan werken. Dat deed ik immers al vanaf 1980; op zoek naar zinvolle besteding van tijd in de vorm van leuke opdrachten. Toch nog een beetje hoop dat ik terug zou kunnen keren bij mijn vrouw en dochters. Kortom uitzien naar een nieuwe toekomst. Verder verliep de maand zoals de meeste januari maanden in voorgaande jaren, waarin overigens ook Hanniee haar verjaardag vierde. Ik vond het heerlijk in Zeist, woonde mooi, op een steenworp afstand van de Slotlaan met haar mooie speciaalzaken. Leuke mensen, met een beetje de neus in de hoogte vanwege goed gesitueerd leven in het algemeen.

Regelmatig kwam mijn zwager Hans Schilte even over uit Parijs of Milaan om onder andere lekker te gaan eten. Hans was directeur bij ABP en   multi miljonair. Hij was getrouwd met een zuster van mijn ex-vrouw, die daarvoor getrouwd was met Joop Doderer. Samen hielden wij een restaurantje in  de Slotlaan van de afgrond af. Ik reed nog in een BMW 745i, terwijl hij steeds in een andere duurste BMW sport reed, omdat hij ook werkte voor BMW Beieren in München. Zo deden wij uit louter balorigheid in datzelfde restaurantje wel eens het spelletje: wie vanaf nu het eerste in München is, en vertrokken dan onvoorbereid voor een tocht van ongeveer zes uur, waarin wij ver over de 200km/uur de autobanen afscheurden.  Dan kwam het kind in de man weer los. Meestal won Hans, ik een enkele keer. Hans was gek op autorijden. Zo belde hij mij wel eens op vanuit Parijs, zeggende: “ik kom vanmorgen even koffie drinken in Zeist.”

Inmiddels liep het tegen 11 februari 1986, de dag dat mijn ex-vrouw Annie en mijn dochters Denise en Sabine op mijn verjaardag zouden komen en waarop ik mij reuze verheugde.

De dagen verliepen te traag,  en toen op 10 februari 1986,  ’s-morgens zeer vroeg,  kreeg ik een telefoontje.